Ij. dikken fterken Bek , de harde Doppen vsn
A fdeel, fommige Vrugten kraaken, tot hun Voedzel.
LX. £)e Kenmerken van dit Geflagt zyn : een
stuk. Kegelagtig bultige Bek, het Voorhoofd omtrent
Jfrenmer- kaal : de Neusgaten in ’t grondftuk van deu
^en* Bek; de Tong niet ingefneeden. B risson heeft
in zyn Negende Rang van Vogelen , welker al-
gemeene Kenmerk, onder anderen, is, de Bek
als een dikke Kegel; drie Afdeelingen gemaakt:
de eerfte van zodanigen, wier beide Kakebee-
nen regt zyn; de tweede van zodanigen, wier
Bovenkaak krom is aan de punt; de derde van de
genen, welker beide Kaaken haakig zyn en elkander
kruifen. In de eerfte Afdeeling zyn de vyf
Geflagten, van Tangara, Putter, Mofch, Kern-
byter en Geelgors geplaatft; in de tweede de
twee Geflagten, van Coliou en Bouvreuil; in de
derde alleen dat van den Kruisbek* Zeven van
deeze agt Geflagten loopendoor dit en de twee
volgende van L in n ^ üs heen.
Soorten. Van de twee.en-dertig Soorten van L ox ia 's,
welke onze Autheur heeft, is de eerfte de Kruisbek
van B r is so n ; de tweede en derde, benevens
nog zes anderen, behooren tot deszelfs
Kernbyters; agt anderen tot de Moffelen, enz.
I. ( i ) Kernbyter met een Schaars<wyzen Bek.
Curfiróflta. Dec-
Kruisbek. ^ Loxia Roftro forficato. Faun. Suec. 177. Syfl.Nat'
X. Gen. 96. Loxia. G esn. ^A-v. 592. Aldr. Orn. i. iï>
c. 47. C harl. Onom. 62. T. 68- WiLL. Om. 181.T.44.
R aj. ^Ar. 86. A lb, ^Av. I. p. 58. X. 61. Frisch.
II. T. 11. f. }. 4.
D e ez e is de Loxia o f Loxias der Ouden en jj-
Hedendaagfchen, o f Curvirojlra, dat Krombek A fdeel.
betekent , doch eigentlyker kan men hem LX.
Kruisbek heeten, gelyk ook de Duitfchers,
Engelichen enFranfchen doen. Hy is gemeen in Kjmtbtk,
veele deelen van Duitfchland, en onthoudt zig,
door geheel Europa , in de Denne-Eoflchen,
leevende van de Pitten, die hy op een zonderlinge
manier uit de gefchubde Vrugten weet te
haaien. Deeze Vrugten, naamelyk, eerft van
den Boom afgerukt, en in menigte op den
Grond hebbende doen vallen , vat hyze een
voor een, en houdtze met de Pooten als een
Pappegaay oflnkhoorn vaft; vervolgens breekt
hy met zyn Bek, die als daar toe gefabriceerd
fchynt te z y n , de Schubben om de Pitten daar
üit te kunnen krygen; hoewel hy ook Hennip.
zaad en Genever-Beflën eeten kan. Een won.
derbaare fterkte van zulk een kleinen Vogel,
die Houten ftokjes, van een Vinger dik, mee
weinig moeite en in zeer korten tyd weet af te
breeken. De Bovenkaak is in hem beweeg*
lyk. 8
De Engelfchen beweeren ,• dat dit de eenig.
iïe Vogel zou zyn , met een gekruiften Bek;
doch men vindt, onder de Leeurikken en andel
ï-en, ook fomtyds met dergelyke Bekken; hoe.
wel die, waarfchynlyk , wanfehapen zyn (*).
In
fe tX ! f 7* het m * D“ L‘ der KtrhandtU
I. Dbbl, V. srt/x. J i 2