II. derfcheïdt hem van de andere Euröpifche wilds
A fdeel. G anzen ; gelyk ook de zwarte Vlakken aan den
VVtT
Hoofd en roo^e P °oten*
STj K' (9) Eend die bruin is , met de Kop en Hals
Canaiènfis. zwart, den Keel wit.
Kanadafche
Gaus. Deeze wordt, door de Engelfchen, de Gans
van Kanada geheten. Hy verichilt, in grootte
o f gedaante, weinig van de gemeene Ganzen,
doch is wat langer van Lyf. De Staart bellaat
ook, gelyk in dezelven, uit agttién Beltuur-
pennen. De kleur van het L y f is graauwagtig,
van onderen wit, gelyk die der Euröpifche
wilde Ganzen; doch het zwarte van den Hals
en K o p , waar by het witte van de Keel zeer
affleekt, onderfcheidt hem daar van volkomen.
X. O o) Eend die grys is , van onderen wi t , met
^faauw”*' de dek-Veder en der Vlerken, en de Rug van
Vlerk. agteren, blaauwagtig.
Deeze, die ook in Kanada woont, wordt van
B uisson de wilde Gans van de Hudfons-Bciay geheten.
E dwards noemt hem , de Kanadafche
met blaauwe Vlerken. .Hy is van boven en aan
de Bord: donker-bruin, van onderen Wit met
bruin
(9) Anas fufca . Capite Colloque nigro * Guli alba.
Syfl. Nat. X. Anfer Canadenfis. WiLL. Ornith. 276. T*
70. f . i . & T. 71. f. 3. R aj. ^At>. 139.T.10. CatesB'.
Car. I. p. 92. T. 92. Edw. 15i. T. i f i .
(10) Anas grifea , fubtus alba, te£tricibus Alarutn
Üorfoque poftico ccerulefcentlbus. Syfi Nat. X. Arifes
Caoadenfjs, Alis cosiuleis. Edw. ~4 v >XS2, T. IJ2*
bruin gefchaduwd; de Kop en Hals w it ; de
top van ’ t Hoofd rosagtig ; het bovenfte van
den Hals zwartagtig gevlakt; de Stuit bleek
blaauwagtig Afchgraauw; de Staartpennen dpn-
ker-bruin met Afchgraauwe randen; de Kop en
Pooten rood, gelyk in de Noordfche Ganzen,
waar mede hy ook in grootte nagenoeg over-
eÊnftemt.
( 1 1 ) Eend die bruin is , met de Kop, Hals en
Borft, zwart, een witten ring om den Hals
hebbende.
Aan deeze Soort van Ganzen, die men ook
Ringel-Ganzen noemt, wegens den witten
Ring, dien zy om den Hals hebben; wordt
van de oude Schryvers de naam gegeven van
Boom-Ganzen. Die naam is afkomftig van het
zonderlinge denkbeeld, ’t welk fommigen ge-*
had hebben aangaande hunnen oorfprong. Vindende,
naamelyk, een Soort van Schulpen,
met Vliesagtige Halzen gehegt aan blokken
Houts o f Boomtakken aan de Kullen van den
Noorder-Oceaan, en dikwils in het Zee-Wier,
daar deeze Vogelen hun Aas zoeken; waren z y
van verbeelding , dat die derzelyer Eijeren zyn
mog-,
(II) Anas fufca, Capire, Collo Pedoreque nigris.Col-
lari alko. Syfi. Nat. X. Anas Capite Colloque nigris.
Faun. Suec.gx Branta f. Bernicla. Gesn. ^ t . i io . Aldr.
Orn. 1. 19. c. 23. Jonst. ^tv. T. 49. W11.L. Orn. 1J+
275, T. 10. R aj. ^Ay. 137. Valent. M us, 49J. A lb^
I. p 89. T. 93.
}. DfiM.. V. Stuk, C 3
XXV.
IfOOFDr
STDK.
XL
Bcrnidtt.
Rotgans.