rr.
A fdeel.
LV.
Hoofdstuk.
Sneeuw
heen.
Eigenfchappen.
De witte Patryzen komen omftreeks Bergen
fomtyds ingroote menigte,en’t eene Jaar meer
dan in het andere voor. Als de eerfte Sneeuw,
met een Oofte of Noordoofte Wind, valt, wordenze
van de toppen der Alpen in de Dalen gejaagd
, dan ziet men ze menigvuldig; doch, als
die valt met een Welle of Zuidwelte Wind ,
zo heeft men ’e r , dat Jaar, weinigen. Z y worden
gefchooten, of in Strikken en Vallen, die
men van zwaare Planken maakt, gevangen.
Gefchooten zynde is het zeer goed W ild , doch
anders wordt het Vleefch, door verltikking in
hun Bloed, onfmaaklyker. Men brengtze, by
duizenden, te Bergen (gelyk ook in Stokholm)
te koop, en zy worden ook w e l, half gebraden
zynde, in Vaten gekuipt, en buitenslands verzonden.
Hun Voedzel beftaat des Zomers in
Muggen, maar ’s Winters in de Knoppen van
de naantjes-Berkeboomen , als,ook van Elft,
die zy in groote menigte by hun Neft onder de
Sneeuw vergaderen, en dit maakt hun in ’t Voorjaar
zeer vet. Doktor D e r h a m , die zulks
aanmerkt als een blyk van de voorzorg des
Scheppers omtrent het behoud der Dieren,
fchynt niet 'gedagt te hebben om de byftere
domheid deezer Vogelen , die, wanneer door
de Eoeren een Kring van Steenen om hunne
Nellen gemaakt wordt , daar niet over heen
durven komen, ’t Gebeurt ook we l, dat zy,
van de Roofvogelen vervolgd wordende, door
benaauwdheid'de Menfchen in de handen loopen
pen, en dus, vallen z y , den Regen fchuuwen- II.
de, naar het gemeene Spreekwoord, in de Sloot. Afdeel.
In de Boflchen maaken zy veel gefnaps door ^ V . |
hun gefchater. ƒ stuk. .
Ray merkt aan, dat deeze witte Patryzen by- Moerhoen.
na alleenlyk in Kleur verfchillen van de Lago.
pus altera van Plimus , die de Attagen van Al-
drovandus fchynt te zyn , en in Italië Franco-
lino geheten wordt. Men noemt deezen in Engeland
en Schotland, alwaar hy zeer veel voorkomt
in de hooge Gebergten , Gor Cock o f Moor-
Cock en Mo<rr-Hen; de troepen van jongen Gorfowl
en Fouts- Albin heeft ’e r , onder den naam van
Coq de Marais, twee Afbeeldingen van gegeven
, en derbalven noem ikze Moerhoenderen.
De Jaagers geven 'er den tytel aan van red Ga-
me, dat is , het roode Wild. Z y zyn grooter
dan de roode Patryzen, en komen, in Geftalte
en Kleur , zeer wel met den Faifant overeen.
(5) Veldhoen met ruige Pooten,de Staart, wel- v.
ker drie zydelingfe Pennen wit zyn, puntig
uitloopende. Faifant van
K a n a d a .
Deeze krygt van den Heer L inn^eus , om
die zelfde reden, den bynaam van Faifantje;
hoewel h y , inderdaad, in grootte weinig van
den
#
(5O T e t r a o P e d i b u s h i r f u t i s , C a u d a c u n e i f o r m i , R e e - •
t r i c ib u s t r i b u s l a t e r a l i b u s a l b i s . Syft. N a t . X . U r o g a l l u *
m i n o r , C a u d a l o n g i o r e . E d w . * A v. 1 1 7 . T . 1 1 7 .
*•!>*«, V . Stuk, C c 4