XXX.
Hoofd.
stuk.
pelikaan.
Gebruik
■ van den
£ak.
derheden aangaande deeze Vogelen. Hy hadt
twee Jongen aan een Stokje valt gebonden,
die door de Moer gevoed werden, welke des
nagts boven hun op, den tak van een Boom
fliep. Zy zyn, buiten hunnen Vifchvangft,zeer
luy en traag, flaapende een groot gedeelte van
den Dag. Somtyds vangen zy den Vifch ge-
lyk de Meeuwen , doch hunne logheid in ’t
vliegen maakt hun daar toe niet zeer bekwaam.
De Wyfjes leggen en. broeden hunne Eijeren
op den platten Grond, zonder een ISJeft te maa-
ken. Hy vondt ’er eene, die op vy f Eijeren
zat en de moeite niet wilde neemen van op te
ftaan , toen hy voorby ging, geevende hen*
alleenlyk eenige ftooten met den Bek en fchreeu-
wende, wanneer hy haar floeg om van de Ei-
jeren af te gaan. Z y zyn onreiner, zegt h y3
dan de Ganzen en Eendvogelen.
In ’t jaar 1745 werdt een Pelikaan , levendig,
van de Kaap der Goede Hope te Londen ge-
bragt en naderhand voor Geld vertoond , heb-
bende zulk een grooten Zak of Krop, dat de
Qppaffer ’er met gemak zyn Hoofd in kon dee-
ken. In de Menagerie te Verfailles heeft men
’er verfcheidene gehad, waar van geene gedor-
ven is in minder dan twaajf Jaaren tyds. De
Amerikaanen dooden deeze Vogelen niet om hun
Yleefch, welk taay, thraanig en gantfch on-
fpiaakelyk is , maar om dien Zak te krygen,
waar van zy gebruik maaken als een Tabaks-
Tasie o f Geldbeurs. Wanneer men dien Zak
vad
b E R K R Ö ï> G A N z E N. ICp
yan des Vogels Hals heeft afgefneeden, wordt
dezelve met Zout en A fch , of met Aluin be- Afdeel.
ftrooid, en vervolgens tuflchen de Handen met XXX.
. , . . j Hoofd-
Olie gewreeven, om hem lenig te houden. STUK>
Beter is ’t , hém te bereiden gelyk Lammeren- pelikaan.
Velletjes, dan krygt hy de dikte van Parkemeht,
eri blyft zeer zagt. De Spaanfche Vrou;
wen heilikken ze met Gouddraad en Zyde zo
kondig, dat het een lierlyke Tafch o f Beurs
wordt, welke men in veel waarde houdt.
Ik gaa nu over om te fpreeken van de ge; De Bek*
deldheid van den Bek, die met den gemelden
Zak het verwonderlyke van den Pelikaan uitmaakt.
Deszelfs hovende gedeelte is $ volgens
de Waarneeming van Perrault, plat,en van
’t begin tot aan het end bykans van de zelfde
breedte, van onderen met vier groeven uitgehold,
die v y f kanten geeven , waar van de
middelde en de twee zydelingfe fcherpfnydend
zyn, duitende in de groeven der kanten van
de Onderkaak. Aldrovandus vergelykt de v y f
ribben van de Bovenkaak , niet onaardig j by
die van een Blad der vyf-ribbige Weegbree *. *
Het onderde gedeelte van den Bek bedaat uit nerv$.e
twee dukken, die aan ’t end zyn famengevoegd,
doch voorts van elkander afgezonderd, laaten-
de een Spleet tudchen beiden. Deeze dukken
zyn buigzaam als Balynen , zo dat zy gemak-
kelyk van elkander wyken en zig wederom
duiten; ’t welk maakt dat de Vidchen, in de
Zak gevangen zynde, daar in blyven moeten,
1. Diti. V. Stuk. . tot