468 B e s c h r y v i n g v a n
n o f gefpikkeld als dezelven. Zyn Kuifje alleen
Afdeel, maakt hem aanzienlyk.
Hoofd- (7) Leeurikmet de Staartpennen bruin,de twee
stuk. buitenjien fcbuins balfwit.
VIL
Sfiipoietu. Deeze wordt, als gezegd is , van B risson
Spipolet VQCr een zelfden als de Veld-Leeurik, die men
zelfs in Sweeden vindt, gehouden. L innjeus
hadt de Florentynfche Spipolet, zo hy aantekent
, niet gezien. Sommigen noemen hem
Stoparola, Glariam en Acredula, de Duitfchers
Gicberlin , Gucherlin of Grien-Voegelin , dat is
Groenvogeltje ; die van Silezie Stoppelvogel,
en de Venetiaanen Tordino.
Hy is kleiner dan de gewoone Leeurikken,
zegt Ray, hebbende den Bek dun, regt, fehcrp en
Pekzwart; de Pooten ook zwart : de Kleur is
van boven Afchgraauw met eenig zweemzel van
groen ; de Keel, Borfl: en Buik, zyn in fom-
migen wit, in anderen fchoon g e e l: doch de
Borfl: is, in allen , donkerer dan de Buik en
Keel, en gevlakt.
Kaapfche De Heer B risson geeft de Afbeelding van
p f x ïv n i eenen SeneSalI cben Leeurik , die grooter zelfs
Hg. 2. dan de Kuif-Leeurik is , en ook gekuifd ; doch
dezelve wordt, in fchoonheid, ver overtroffen
door den Kaapjchen Leeurik, welken de Abt de
la
(7) Alauda Rectricibus ftifcis , extimis duabus obliqut
dimidiato albis. f Kat- x * Spipoletta Florentin»
R aj. ^tr. 70. Will. Orn. ip n
l a C a il l e hadt overgezonden. Dezelve, naa- ]jm
melyk , ook groot van ftatuur zynde, is van A fdeel.
boven bruin en grys bont, van onderen ros naar LVIJ.
Oranje trekkende; aan de Keel Oranje, meteen stuk.
bruine ftreep omringd, hebbende een geel-O-
ranje kleurigen band boven deOogen en de vier
buitenfte Staartpennen, wederzyds, aan de tippen
wit. De Staart is eenigermaate gevorkt.
De Bek en Pooten zyn bruin-grys.
v?n.
^4 lp e/trisf
(8) Leeurik met de Staartpennen in de onderfle
helft w it , de Keel geel, een zwarte band Berg Leeu*
onder de Oogen en op de Borfl.
Van deezen , die door C a t e s b y in Virginie
en Karolina gevonden is , zegt B risson dat
Frisch, onder den naam van Winter- o f Sneeuw -
Leeurik , een Afbeelding heeft gegeven , die
naauwkeurig is. Hy overwintert in Karolina,
gaande, vroeg in de Lente, weer naar ’t Koorden.
Hy is van Kleur byna als de voorgaande,
doch niet grooter dan de gewoone Leeurikken.
Kle in heeft hem ook te Dantzig gezien.
(9) Leeurik die van onderen peel i s , met een Ix*
, & > Ma gn a .
krommen zwarten band op de Borfl, de drie Gioote.
zydelingfe Staartpennen wit.
Groo-
(s) Alauda Re<&ricibt>s ditnidio inferiore albis, Guii
fiava, fafcia fuboculari Pedtoralique nigri. Syft. Nat. X,
Alauda Gutture fiavo. C a te sb . G»r. I. p. 32. T. 92.
(9I Alauda fubtus flava, fafcii Pedtorali curvü nigra ;
Rectn'cibus tribus lateralibus albis. Syfl. Nat X. Alauda
otagna. Catesb. Car, I p. 33. T. 33.
Dmei» Y. Stuk, G g 3