IT.
Afdeel.
LXIII.
Hoofdstuk.
X.
Thilomeht,
Kleine Bas
terd Napte-
XI.
Ficedula,
Vygen-eeter.
Die wordt Fauvette Grife o f la Grifette, dat
is grysagtig of Graauwertje van Brisson geheten.
W y noemen het Graauwzingertje , de
Schryvers Stoparola , de Sweeden Skogsknetter
o f Mefar. Het is weinig grooter dan een Win.
ter-Koningje.
(10) K w ik f la a r t , die van boven grys i s , van
onderen A feb g ra a uw , de Slagpennen van den
* eerjlen rang aan de tippen vaal.
Van B risson wordt deeze mede onder den
Grasmofch betrokken, dien hy la Fauvette ba-
lillarde noemt, zynde de zesde Soort van L in-
NjEüs. ’t Is een zeer bekend Vogeltje, zq wel
als de voorgernelden , in Europa , en wegens
zyn lieflyk Gezang vermaard.
0 0 Kwikflaart die bruimgtig is , van onderen
wi t , aan de Borft Afchgraauw gevlakt
De Schryvers noemen deezen , in ’t alge-
meen, Ficedula o f Vygen-eeter,in ’t Italiaanfch
Beccafigo o f Piccafigm, en de Polakken Figo-
iadka , de Duitfchers Grasmofch o f Wujlling.
Ook geeven ’er de Franfchen den naam van
Bec-
(10) Motacilla fupra grifea, fubtus cinerea. Remigibns
primoribus aplce obfoletis Syfl. Nat. X. Lufcinia altera.
K lein. 73. t . i .
(11) Motacilla fubfufca , fubtus alba, Pedtore cinerea
maculato. Faun. Suec 251. Ficedula Cannabina. YViu-
Otn. 163. RAj. gj, p. A lb Jn f l
X. 269
Becfigue aan. Het is zeer klein en onthoudt ji.
ï ig , naar’t fchynt, meefl: in de Zuidelyke dee- Afdeel*
len van Europa , neftelende in de Hennip;
doch wordt, zelfs in Sweedeö, ook in de Ho- stuk.
ven en Bouw-Akkers gevonden.
(12) Kwikflaart met een zwarte Borjl, de x iï.
twee zydelingfe Staartpennen flhuins balf
wit. * KwikftaarL
Dit Vogeltje is het, ’t welk den naam aaii
dit Geflagt geeft, wordende van de Schryvers,
ih ’t algemeen, uit hoofde der beweeging, die
het geduurig met zyn op- en neergaande Staart
rhaakt, Motacilla en by óns , om die reden,
Kwikflaart geheten. De Italiaanen hoemeii
het ook Codinzinzola of Codatremola en Bal-
larina , Öe Spaanfchen Cugumella , de En-
gelfchen Wagtail, als ook the Wasber o f Wa-
tèr-Wagtail; de Duitfchers Wege-Stertz en Was-
fer-Steltz, de Sweeden Aerla. Ey de Franfchen
voert het den naam van Lavündiére. De Grie*
ken hebben het niet alleen Seifopugis, wegens
de beweeging van de Staart, maar ook Knipo-
hgos getyteld, om dat het Müggen vangt.
De Kwikflaart is doof geheel Europa gemeen,
{12) Motacilla Pe&ore nigro , Redtricibus duabus la-
teralibus dimidiato oblique albis. Sy[h N a t. X, Motacilla
Pectore nigro Faun. Suec. 214 Motacilla. G esn.
618. A ldr. 1. 17. c. 21. Bell. 88,6. Will .Otn .
* 7,ï> T. 42 Raj. 7f. n. 1. Alb- ^Av I. p. 49.
49. F risch. T. 23. f- 4. Olim. *Av. 43.
J. D&ei. V. Stuk