XXX.
Hoofdstuk.
Gek.
Naam.
Kenmer«
ken.
i?.8
gaaping van den Bek in hun zeer wyd gemaakc
worden. Zy hebben ook, aan de randen van
den Bek, een ry fyne Tandjes, die niet zeer
zigtbaar zyn. Hunne Neusgaten vertoonen zig
niet, maar, in plaats van dezelven is, op ieder
zyde van de Bovenkaak, een Groef, die zig
byna over de geheele langte uitftrekt. Hunne
Tong is uitermaate kort, en de Nagel van den
middelden der drie voor-Viageren Zaagswyze
getand.
1^» i^.
XXXI. H O O F D S T D K .
Befchryving van‘t Geflagt der Keerkring vogelen
, zo wel de vliegende , Phaëton genaamd,.
als de duikende, die tot de Penguyns
behoort.
Tp^E Griekfche naam, Phaëton, wordt door
' L inn^us gegeven aan Vogelen , die men
gemeenlyk by de Schryvers Avis Tropicorum,
of Keerkring-Vogel, getyceld vindt; hoewel
’er ook nog een andere in begreepen is.
De eerftgemelderi noemt Brisson , in ’t Latyn,
Lepturus, in ’t Franfch Paille-en-Cul, wegens
hunne zonderlinge Staart.
De Kenmerken van dit Geflagt by L inn^eüs
z y n : de Bek Meswyze, regt en fpits; de
Keel agter den Bek gaapende: de Neusgaten
langwerpig, van agteren half met een Vlies gedekt:
de agter-Vingeren voorwaards gekeerd.
JBhis-
Brisson voegt ’er de lange Staartpennen b y , if'
die het Kenmerk zyn van de eerfte Soort. Afdeel.'
L innveus heeft ’er maar twee Soorten van-,
wüar van de eene zeer naar de Penguyns zweemt s t u k .
en zelfs de Wieken ongevederd heeft. Soorten.
( i ) Keerkring-vogel met twee zeer lang uitjlee- '1*^
kende Staartpennen, dén Bek Zaagsnhyze ge- phaëthon.
tand, den agterjlën Vinger aangegroeid. x x xix ,
Ftg. i-
Deeze dien i k , tot onderfcheiding van den
volgenden , de vliegende o f Phaëthon noem;
voert, als gezegd is,den naam van Keerkringvogel
by de Schryvers.in ’t algemeen, gelyk’
ook by de Engelfchen en Franfchen in t by-
zonder, doch ondër ’t Zee-Volk is men hem,
wat plomp, gewoon , Paille-en-Cul o f Paille
en Queue te tytelen , wegens de twee zonderling
lange fmalle Pennen o f Veeren, die als
Stroohalmen in zyn Stuit o f in de Staart ftee-
ken ; zo dat men hem , volgens die benaaming
Stroo in de Staart zou mógen noemen. De
Spaanfche Naam Rabos di Juncb heeft daar op
ook Zinfpeeling, en oudtyds werden zy Rabos
forcados geheten.
Deeze
(i) Phaëthon Rectricibus duabus lóngiffimis, Roftro
ferrato, Digito poftico adnato. Syft. Nat X. Gen. 6j.
Avis Tropicorum. C atesb. Car. III. p. 14. T. 14! R aj^
^ (v. 123. WiLL. Ornith. 250. T. 76. Edw. ^4 v. 149-
T. 149. f. 1. Sloan, Jam. 1 p, 22 KaI.m. her. 2 p.
*49. Osb. her. 191. Avis Rabos forcados. A ld«.’ Oirii
E. 20. p. 444.
I. Deii. y . Sïvé. 'I