XL 11.
Hoofdstuk.
X.
Canutus.
Zaagpen.
X I .
Glareela.
GeftippeL
de Plevier.
P L X L I V .
4-
van den Bek één en die van de Staart twee Dni,
men. Veel zwerven deeze Haairfnepjes onder
de Plevieren, en verhinderen derzelver Vangft
zeer.
(10) Strandlooper met een gladden Bek, de Booten
Afcbgraauwagtig, de Slagpennen van den
eerjlen rang zaagswyze.
De Canuts Vogel, die van de Engelfchen,
in ’t Graaffchap Lincoln, Knot genoemd wordt,
heeft mooglyk van wegen zyne lekkerheid dien
naam, als zynde een Koninglyke Spyze. Zyn
grootte is omtrent als die van een Spreeuw. Hy
onthoudt zig aan den Waterkant, en beweegt,
loopende, onophoudelyk zyne Staart, gelykde
Kwikflaarten. ’ t Schynt dat hy ook in Sweeden
gevonden worde. R a y zegt, dat zyne zwaarte
v y f Loot is, en die van den naaftvoorgaanden
vier L o o t: de kleur van de Kop en Rug bruin-
agtig Afchgraauw, met een witte dwarsftreep op
de Vlerken: de Bek zwart, de Pooten groenagtig.
( 1 1 ) Strandlooper met een gladden Bek, de Pooten
groenagtig, het Lighaam volt geflippeld,
de Borft witagtig.
On-
( 1 0 ) T r i n g a r o f t r o l a e v i , P e d i b u s c i n e r a f c e n t i b u s , R e -
m i g i b u s p r i r o o r i b u s f e r r a t i s . Syfl. N a t .X . T r i n g a C i n e r e a *
R e m i g i b u s f e c u n d a r i i s b a f i a l b i s , R e i ä r i d b u s q u a t u o r m e -
d i i s im m a c u l a t i s . Faun. Suec. i j o . C a n u t i A v i s . Raj. .
I O ( X I ) T r i n g a R o f t r o la e v i , P e d i b u s v i r e f c e n t i b u s , C o r p
o r e a l b o p u n & a t o , P e d t o r e f u b a l b i d o . Faun, Suec.
Onder den tytel van klein Waterhoentje , jj.
met de Pooten vuilgroen, was deeze van R u d - Afdeel,
eeck, onder de Sweedfche Vogelen , afgefchil- «wP»
derd. De Heer B r i s s o n verbeeldt z ig , dat het STUK.
de zelfde Vogel zy als de voorgemelde Plevier, PUrier.
dien de Franfchen Witgat noemen : alzo hy
het L y f wit geftippeld heeft.
(12) Strandlooper met een gladden Bek, dePoo- AlU
ten bruin, de Slagpennen bruin, de eerjlemet Lhtorea.
een witte Schaft. RuTter.
Deeze wordt, van fommigen , de zwarte Chali-
d r i s , van anderen de zwartagtige en van B r i s s
o n Chevalier cendré geheten; des ik hem bruine
Ruiter noem, tot onderfcheiding van den roo-
den , hier voor befchreeven, waarmede h y , in
grootte, nagenoeg overeenkomt. Van boven is
hy bruin, van onderen rosagtig wit: de Bek
zwartagtig blaauw, de Pooten donker Afchgraauw.
Hy onthoudt zig , gelyk de.meeften van dit
Geflagt, aan de Zee-Oevers en in de Moeraflén
ven Europa.
(13) Strandlooper met een zwarten Bek, dePoo- x n i
ten groenagtig, het Lighaam
ren wit.
grys , van onde- SciuataroU
G r a a u w e
Plevier,
L in-
( 1 2 ) T r i n g a R o f t r o l a e v i , P e d i b u s f u s c i s , R e m i g i b u s ;
f u s c i s R a c h i p r im a e n i v e ä . Faun. Suec. x fi.
(i j ) T r i n g a R o f t r o n i g r o , P e d i b u s v i r e f c e m i b u s , C o r p
o r e g r i f e o f u b t n s a l b i d o . Faun. Suec. P l u v i a l i s c i n e r e a *
Raj. ^4y. ï . p . 7 2 . T . 7 6.
1. D eel. V. St u k .