veHtïende Rang , een Afdeeling van de genen
die den Bek dun hebben, en deze fmaldeelt hy
jn drie Geflagten, te weeten , dat van de Tringa
pf BeccaJJeau,. welker Bek van middelbaare langte
, regt, aan de punt ftomp en glad is : dat van
de Limofa o f Barge, welker Bek zëer lang is , omtrent
regt en eenigermaate opgewipt, doch ook
dan de punt ftomp en glad: dat van de Scolopax
of Beccajfe, die den Bek geheelregt en tevens
zeer lang , aan de punt ftomp en ruuw heb-r
ben. De Numenius of Wulp , in ’t Franfch
Courly , komt in de volgende Afdeeling , be-
ftaande uit zodanigèn, welker Bek boogswyze
nederwaards is gekromd.
Dus heeft de Heer B risson van den Poelfnep
agt, van de eigentlyke Sneppen maar v y f en
van de Wulpen veertien Verfcheidenheden:
waar in de veertien Soorten van L in n ^eüs zyn
begreppen. De zes eerfte Soorten , behalven
de vierde, welke een Tringa is, behooren tot
de Wulpen; als volgt
( i ) Snep met den Bek boogswyze , de Poot en
rood, bet L y f bloedkeurig , de tippen der
Wieken zwart.
Deeze
(i) Scolopax Roftro arcuato, Pedibus rubrisjCorpore
fanguineo , Alaruip apicibus nigris. Sy/?. iV.it X Porphyrio
Amboinenlïs. f. Ardea rubra Corallina. Sï b . Muf i .p 98.
T. 62 f. 3.. Numenius ruber. C a t isb . Car. 1 p.84. T.84.
Numenius Indicus. C lus. Exot. 366 Guara. M arcgr.
Eraf. 203. Will. Orit. 239. R aj. n* &
I. De ï i . V. Stuk. O J
XLI.
Hoofdstuk.
Soorten.
. I.
Rjibra.
Roode
Wulp van
Brafil.