II. Men zou haaft denken, dat dit de Flamingo’s
Afdeel. Waren, welken de da Caille zegt dat’er zyn:
Hoofd L egüat meldt uitdrukkelyk, dat de Vinstuk.
gers der Poocen van elkander afgezonderd zyn.
D eelaars,Een andere Vogel, dien -hy vondt op Rodri-
guez, dat in ’t zelfde gedeelte der Indifcbe Zee
legt, komt, myns oordeels , nader met den
Dod-Aars overeen (*).
Eenraame Hy noemt denzelven de Eenzaame (le Soli'
Vogel. . 1 , , , v taire, ) om dat men ze zelden by troepen zag,
hoewel ’er zeer veelen waren. De Mannetjes
zyn (zegt hy) gemeenlyk grysagtig en bruin
van Veeren, met Pooten als een Kalkoen, en
ook dergelyk een Bek, doch dezelve was een
weinig haakig of krom aan ’t end. Zy hadden
. byna geen Staart, en hun agterfle, met Pluimen
bedekt, was dik en rond, als ’t gat van een
Paard. Zy ftonden hooger op de Pooten dan
een Kalkoen, en hunne Hals was ook , naar
evenredigheid, wat langer; de Oogen zwarten
helder, en de Kop zonder Kam o f Kuif. Hunne
Vleugels, die te klein waren om te vliegen,
aan ’t end met een knobbel voorzien, dienden
hun niet dan om zig te verdedigen en elkander
te roepen , wanneer zy die als een Molentje
deeden rond draaijen, en dit maakte een Geluid
als dat van den Stecnfmetzer , ’t welk men
wel tweehonderd Schreeden ver kon hooren.
Het Wy fje was verwonderlyk fchoon, hebbende
(*) Voyagt de Fr. L esuat. Tom. I. p. 98.
de een foort van Kapzel, even als de Rouwflep n.
of Floerfe Kaper van een Weduw, aan ’t bo- A fdeel.
venfte des Beks (*). Men vondt ’er van blond
en bruin Pluimagie. Zy waren zeer net op stuk.
hunne Veeren, die,op de Dyën zeer dik en aanDod.^Aers^
’t end Schulpswyze gerond zynde , haar een
fraaije vertooning gaven. Voor ’t overige
fchynt het my uit de Afbeelding te blyken, dat
het Pluimagie, ten minfte aan den Hals en op
de Rug, Haair- o f Donsagtig was, gelyk dat
der Kafuariflen. Z y hadden onder aan de Keel
twee ronde uitpuilingen , witter van Veeren
dan het overige , die wonderbaarlyk naar een
Vrouwe boezem zweemden. Haare Gang was
zo deftig en met zo veel bevalligheid gepaard,
dat men haar, om die reden , dikwils ontzag
te dooden.
Als deezé Eenzaame Vogelen hun Neft wil- Voorttee-
len maaken, vervolgt ( L eg ü a t ) kiezen zydaarhns'
toe een zindelyke plaats uit, en verheffen het
anderhalf Voet van den Grond, op een hoop
Palmbooms-bladeren, welke door hun, ten dien
einde, zyn byeengebragt. Zy leggen maar één
E y , veel grooter zynde dan dat van een Gans.
Hetzelve wordt van ’t Mannetje en W y fje ,
beurt om beurt, bezeten, en komt niet uit, dan
na zeven Weeken broedens. Zolang deBroedtyd
(*) Buiten twyffel zal dit het gene zyn , ’t welk óen
naam van gekapte of gehaperde Zwaan en den byuaam
van Cucullatus aan deezen Vogel heeft dóen geeven;
welk woord fommigen gekoyeld verraaien.
I. D eel. V. St u e . X 2