(8) Reiger , die zwart is , met de Borjl en
Buik wit.
Men is deezen, volgens den Hoogduitfchen
naam , gewoon Zwarte Stork te noemen ; hoewel
hy, by de oude Schryvers, den naam van
zwarten Oijevaar voert: doch Brisson'noemt
hem la Cigogne brune, dat is' bruine Oijevaar.
In Sweeden wordt hy Odenfwala geheten.
Men vindt deezen , doch zeldzaam, in dat
gedeelte, ’t welk Smaland heet, en hy tiekt
over Sweeden heen in de Zomer. Ook heeft
Ray ’er een te Frankfort gezien en afgetekend.
De Levensmanier is gelyk die der witte Oije-
vaaren : de grootte een weinig kleiner : de
kleur van boven bruin, met een weerfchyn van
Violet en Goud-groen: aan den Hals met wit-
agtige Vlakken ; van onderen wit: de Staart*
pennen bruin , met dergelyk een weerfchyn.
De Bek en Pooten niet rood, gelyk in de ge-
woone Oijevaaren , maar groenagtig.
Door Rajus wordt nog gewag gemaakt van een
Amerikaanfchen Oijevaar, die in Brafil Maguari
h e e t, en in geftalte , grootte o f kleur , zeer
weinig verfchilt van onzen gewoonen witten
Oijevaar. De Bek, alleen, is van den wortel
tot aan het midden groenagtig geel , voor ’t
overige blaauwagtig Afchgraauw. Het klapperen
XL.
Hoofdstuk.
VIII.
Nigra.
Zwarte
Stork.
Amen’.
kaanfche»
(8) Ardea nigra , Peetere Abdomineque albo. Faun.
Suec. 13^. Ciconia nigra. G esn. ^4 y. 97. Aidr Oru#
1. 20. c. 2. W11.L. Orn. 211. Alb. ^Av. III. p. 77.T.§2.
I, Deel. Y, Sihjs. -N 4