JL kaat, des jaars 1750 , wordt gefproken van de
A f d e e l . Faifanten, Korboenderen en Pacryzen.Jagt : (zo
LV. dat de Korhoenderen geen Patryzen zyn , gelyk
stuk°" fotnmigen willen): in dat van Gelderland wordt
Btrkhoen. van Faifanten, Veld- o f Koorn-Hoenderen gewag
gemaakt : in dat van Vriesland van Veld- of
Moer-Hoenderen (*). Dit laatfte zal waarfchyn.
lyk zien op den Engellehen naam Moreben, die
aan deroode Veldhoenderen wordt gegeven, of
zelfs van het Nederlandfche Moeras, o f Moerige
Grond, daar fommigen zig in onthouden,
afkomftig zyn. Het kon ook betrekking hebben
op de Waterhoentjes ( f) .
O p v o e d i n g Dewyl de Berkhoenderen niet gefield-zyn
«a Gebruik.Qp ^oorn en z jg meC veelerley Groente en Vrug.
ten behelpen kunnen, zo heeft men in Swee*
den de Proef genomen , omze , in plaats van
Hoenderen, voor de Keuken op te voeden en
te meften. De Jongen kunnen, ten dien einde,
met Geneverbefiën worden gefpyzigd; doch het
allerbefle is , de Eijeren der Berkhoenderen,
die men daar overvloedig in de Boffchen kan
vinden, van een tamme Hen te laaten uitbroeden
, als wanneer de Pullen byna zo tam als dc
gewoone Hoender-Kuikens zyn , en grooter wordende
kan menze, voor ’t weg vliegen, de Vleugels
korten. Zy beminnen de zuiverheid en
fchoon Water. Nog zeer jong zynde kan men
ze
( * ) Z i e d e Nederl. Jaarb. v a n 1 7 5 0 , b t a d z . 1 4 0 4 ,
1 1 9 8 , 4 7 2 .
( t ) V e r g e l y k . b l a d z . 2 7 3 , h i e r v o o r .
ZC voeden met fyn gebroken Gort; vervolgens ir.
met Geneverbefiën, Koolsbladen, Klaver, Rhyn- Afdebl*
befiën, Blaauwbeffen, als ook met Wormen,
Vliegen, en allerley Onkruid byna, dat op ’t stuk.
Veld groeit. Tot Winter-Voedzel zyn de Knop- Bnkhotn.
pen van Berkenboomen zeer bekwaam. Var-
kens-gras, Melkdiftel eD Paardebloemen, worden
van hun zeer gretig gegeten , als ook het
groene Loof van den witten Popelier en Wil-
geboom, en de Bladeren der Hoppe; doch van
den Vlierboom en deszelfs Befiën, de Netelen,
zo brandende als doove, van 't Bilfemkruid,
de Hinkende Gouwe, Lelietjes van den Dale en
Maluwe, hebben zy een afkeer. Behalve hun
*
Vleefch, ’t welk zo goed is als dat der tamme
Hoenderen , wordt ook van het Dons en de
Veders der Haanen in Sweeden gebruik gemaakt
(*).
(3) Veldhoen met de Pooten ruig, de Staatfpen- ïïï.
ntn zwart met geele tippen, twee witte Vlak- ^ K a n a d a ^ *
jes by de Oogen. ^he.
De Heer E d w a r d s , die de Afbeelding van
’t Mannetje van deezen, hem uit de Hudfons.
Baay gedroogd toegebragt zynde, geeft, merkt
aan,
( * ) Z i e h e t V e r t o o g v a n D o k t o t H a g s t r o o m o v e r d e
O p v o e d i n g d e r b e r k h o e n d e r e n , i n d e Stokb. FerhanieL
v a n ’ t j a a r 1 7 ^ 1 . V o r . . X I I I . p a g . 1 3 9 .
( 3 ) T e t r a o P e d i b u s h i r f u t i s . R e d i r i c i b u s n i g r i s a p l c e
f u l v i s , i i t u r i s d u a b u s a l b i s a d O c u l o s . iy g . A T« t . X , U r o -
g a l l u s t n a c u l a t u s C a n a d e n f i s . E d w . ^Ay, n 8 . T . i ï S ,
Mas- & 7 1 . T . 7 1 . Fesmina.,
E l ) b e i . V . S t u k , C t 2