II.
Afdeel.
LIV.
Hoofdstuk.
Hoenderen.
Debroei-
jine van
Meft.
„ zeryën en andere Manufaktuuren, in die der
„ Werkhuizen daar de Erts gefmolten wordt,
„ en wat dies meer is, een zeer goede gele-
genheid hebben. In zodanige Dorpen en
Plaatfen, daar gemeene Ovens zyn , kon van
dezelven ook tot dit einde gebruik worden
gemaakt. De Vrouwen der Werklieden, die
in de gemelde of andere Fabrieken , daar men
geduurig Vuur ftookt, arbeiden, zouden met
voordeel haar bezigheid vinden aan de Bezor-
99 ö
ging der Eijeren , het oppaffen en keeren
derzelven, en de opvoeding van dé uitkomende
Pullen.
, Alle Autheuren, die vanhetHuishoudelyk
Landleven handelen, de Vogelbefchryvers,
en inzonderheid de zodanigen, die ons Geheimen
willen mededeelen , welke tot Lief-
hebbery trekken ; fpreeken,wel is waar, van
de Uitbroeding te doen door. de broeijing van
Meft. De Ouden hebben reeds .daar van gewag
gemaakt, doch op zulk e enw y ze , dat
het blykbaar is, dat nimmer door hun daar
van de Proef genomen zy- ’t Schynt. dat zy
willen, dat men de Eijeren flegts in een Meft-
; hoop ffeeken za l, en laaten die ’er drie Wee-
. hen in, zonder ’er eens naar om te zien.
| doch* op deeze wyze , ben ik verzekerd,
’ dat nimmer één Ey is uitgekomen. Daartoe
’ wordt, gelyk wy gezien hebben, veel oplettendheid
vereifcht, en dan, egter, twytei
” ik niet, o f de Warmte der Meft zou het
D E F A I S A N T E N. 369
zelfde doen als die van Vuur. Dus zou men II.
i dit Gevogelte, ten algemeenen nutte, zeer Afdeel.
„ wel zodanig vermenigvuldigen kunnen, dat Hoof^
ieder Landman , hoe gering ook, naar den stuk.
„ wenfeh van dien grooten Monarch, Henrik Hoenderen.
,, den IV ., ’t vermogen had om alleJZondagen
,, een Hoen in de Pot te fteeken.
Zie daar, in ’t korte, een Uittrekzel van het
Werk van den vermaarden Reaumcjr, over de
Konjl om , in alle Saizoenen , Huis vogelen van
allerley Soort uit de Eijeren te doen voortkomen
en op te voeden. De Heer Chomel {preekt vau
dergelyke Middelen (* ) ,en de Heer Beguelin
heeft aangetoond, hoe zulks, insgelyks, door
de eenpaarige Warmte, welke de Vlam van ee-
ne Lamp geeft, in een Fornuisje , daar toe gemaakt,
gefchieden kan(f).-
Een byzondere opmerking verdient nog de p” e^ ™ r*
Manier, op welke de P u l, nu reeds tot vol- he Eijer-
komenheid gebragt zynde door de broeding, fchaal-
uit zyne Gevangenis weet te breeken. De Ei-
jerfchaal maakt, als ’tware, een fterken Muur
u it , in vergelyking met de teerheid van het
Kuikentje, ’t welk daar in, op ’t laatft der broeding,
van alle kanten bekneld en geprangd zit:
een teerheid zo groot, dat het, uitgekomen zynde,
den Kop niet op kan houden, wegens de
zwak-
(*) Huithoudelyk Woordehoek , op Hoen. I . Deel. bl.
396.
(f) Mem. de l’ Ac*A. Royale des Scitnc. de Berlin, de
*749- P- 72.
X. Ofcii. Y. Stuk. A 3