n.
A fdeel.
LXItl.
Hoofdstuk.
XXVII.
Spiza.
Groene
Vliegenvan.
ger.
XXVIII.
g u b e cu h t.
Roodborft'
jeriname.
De groene van Brafil heeft omtrent
de grootte van een Putter, de anderen die van
den Vygen-eeter.
(27) Kwikjlaart die groen is , met de Slagpen-
nen van den eerjlen rang zvoartagtig.
De groene Vliegenvanger van Edwards met
een zwarten Kop, en die met een blaauwen Kop,
zyn beide van B risson geplaatft in zyn Geflagt
van Boomkruipertjes. Zy hebben de grootte
van een Roodborftje en onthouden zig in Suri ■
name en Brafil.
(28) Kwikjlaart, die graauvoagtig i s , met de
. Keel en BorJl Goudgeel.
Dit Vogeltje, dat zeer bekend is in Europa,
heeft ook menigerley naamen. In ’t Griekfch
wordt het Eritbakos en Eritbeus o f Erithulos\
in ’t Latyn Rubecula en Rubrica, o f ook Ruti-
cilla ; in ’t Franfch Rouge-Gorge o f Gorge Rouge,
ook Rubeline , Gadrille, Roupie, Berée en Rouge
Bourfe; in ’t Engelfch Robin-Redbreajl, Red.
breajl en Ruddock; in ’t Italiaanfch PettiroJJo en
Fer•
(27) Motacilla viridis, Remigibus priinoribus nigri-
«antibus. S y fK N a t . X. Mufcicapa viridis , Capire nigro.
Edw. 2f. T. 2f. f. i . B. Mufcicapa viridis, Capire
coeruleo. Edw. Ad. 2$. T 2?. f, 2.
(28) Motacilla grifea , Gula Fe&oreque fulvis. Faun.
Suet 226 Rubecula. WilL. Orn, i6o, T. 38. Raj. ^Ad.
7?- n. j A lb, W». I. p. 49. T. j ï . Frisch ^iD. lU
T , 19, f. 2. Olin. 16.
Ferbott, in ’t Hoogduitfch Roetele en Rotbbreujb n.
lein geheten. De meelte deezer naamen zyn Afdeel. ’
met den onzen overeenkomftig, en zien op de LXW.
roode Kleur van deszelfs Keel en Borft. Stuk.
’t Is een Vogeltje dat in ’t wilde zeer aangc-goodbtrjfje.
naam zingt, en ook in een Kouwtje kan gehouden
worden, indien men er t zelfde Voedzel
aan geeft als aan den Nagtegaal. Des Winters
komt het zelfs in de Landwooningen zyn aas
zoeken ; het is gemeenzaam met den Menfch
en ftout: des Zomers onthoudt het zig in het
Geboomte der Tuinen en Plantagiën, leevende
van Rupfen en Infekten. Het maakt zyn Neft
jn het digfte van Haagen en Kreupelbofch, inzonderheid
van Haagedoorn,en is zeer zorg vul-,
dig , gelyk de Aakfiers, om het van boven te
bedekken, floppende zelfs het gat to e , wanneer
het ’e r uitgaat , om de Kofl te zoeken.
Somtyds neftelt het ook in holle Boomen. ’t Getal
der Jongen, die het krygt, is niet minder dan
vier, die men uit het Neft moet neemen als zy tien
Dagen oud zyn , indien men ze opvoeden w i l :
want, langer in het Neft blyvende, willen zy
niet eeten. Zy zyn , in Kouwtjes , aan de
Kramp en Zuizebollen onderhevig. Tegen het
eerfte Ongemak geeft men hun een Meel worm
en een Spinnekop , tegen ’t andere zes o f zeven
Oorwormen in de Week, tot Geneesmiddel.
Men wil dat dit Vogeltje vier o f v y f Jaaren
leeft, ’t Schynt dat ’er veelen, uit de Noor-
delyke Landen, tegen den Winter Zuidwaards
J. Deei. V. Stuk. O O 5 vlie