II. meen, en onthoudt zig veel omtrent Beeken,
A fdeel. Slooten en Waterleidingen , alwaar hy de
Hoof^' Vrouwluy , die Kleeren walTchen o f fpoelen,
stuk. m ’c Franfch Lamndiéres genaamd, doorgaans
vergezelt, dewyi de Muggen zig by dezelven
verzamelen. Hy volgt ook den Ploeg, om de
Wormpjes op te zoeken, die in de- omgeftorte
Aarde bloot raaken; want het een en ander is»
zyn Aas.* Om die reden heet hy ook Semsur
o f Zaaijer, en, om dat hy by de Koeijen of
Offen, in de Weiden, veel gezien wordt, Va.
chéré o f Vachette. Men h e e ft, by ’t openen
van een Kwikftaartje, zodanige Wormpjes daar
in gevonden, als de Meelwormen zyn. In de
Noordelyke Landen wordt het ’s Winters zelden
vernomen. Het maakt gemeenlyk een fyn
Geluid , en het kan ook aangenaam zingen.
3t Zyn vrolyke en gemeenzaame Beeltjes, weinig
fchuuw voor den Menfch, maakende hunne
Neftjes in de Grond, onder Steenen of Gras-
zooden, aan de kant der Slooten. De Eijert-
jes, v y f o f zes in getal, zyn w i t , met bruine
vlakjes. Dikwils loopt het met de Beenen in
’t Water , om de Kolt te zoeken , gelyk de
Waterhoentjes , en daarom kan het ook La-
vandiére genoemd zyn: dewyi het Vrouwvolk,
aan de Rivieren Kleederen waffchende , zulks
doet. Men kanze in een Vertrek houden-, alwaar
zy niet alleen Muggen vangen, maar ook
de kruimpjes van Brood opleezen.
Deeze wordt de witte Kwikftaart geheten,
in
in vergelyking met de geele; want men zou hem
anders, veeleer, de bonte mogen noemen. Hy
is van boven Alchgraauw , van onderen wit;
doch heeft het Agterhoofd en den Hals in ’t
bovenfte deel zwart, in ’t onderfte o f wit, of
met een zwarte vlak, die naar een Paardshoef
zweemt, getekend, o f geheel zwart: de Oog-
kringen Hazelnooten-kleur, de Bek en Pooten
zwart. De Jongen zyn, tot een half Jaar Ouderdom,
anders gekleurd dan de Ouden. Men
vindt het poejer van de Kwikftaarten , door
fommige Autheuren , tegen den Steen en het
Graveel aangepreezen.
B risson befchryft een gryzen of Afchgraauwen
Kwikftaart, die iets kleiner i s , doch in Kleur
weinig van den voorgaanden verfchilt, dan dat
het Mannetje een zwart bruinagtigen band-om
laag aan de Keel heeft. In Silezie wordt deeze
gevonden en Sticberling genoemd.
(13 ) Kwikftaart die de Borft en Buik geel
beeft, de twee zydelingfe Staartpemen fcbuins
balf wit.
By de Schryvers is deeze onder den naam
van geele Kwikftaart bekend. Men noemt hem
in ’t Franfch Berggermette. Hy neftelt onder ’ t
Koorn,
If.
A fdeel.
LXI1I.
Hoofdstuk.
Gryze.
XIII.
F la v * .
Geele.
(13) Motacilla Pedtore Abdomineque flavo, Redlrici*
bus duabus lateralibus dimidiato oblique albis. FunnSnec,
215. Motacilla flav-a. Gesn. v. 6x8. Aldr. Orn I; 17,
c 24. Win.. Orn. 172. T. 68. Raj. jKia. 74’ o. 2,
A lb ^£v. II. p. ^4 T. 58. FRiscH. *Ay. T. 23. f. 3.
I. Dek 1, V. Stuk.