71. den der Veeren rosagtig; van onderen wit, aan
Afdeel, de zyden met ros gefchaduwd: een zwartagtige
XLV1I. Vlak agter de Oogen; de Stuit bleek Afch,
stuk! graauw, gelyk ook de Staartpennen, doch aan
de tippen donkerer, en de twee buitenften w it;
de Bek zwart, de Pooten groenagtig.
IV. (4) Rail met het L y f, den top van ’t Hoofd en
Btnghalen ^ Oogen wit, den Kop en Hals zwart, de
^Bengaal- R Ug en Wieken groen, de Slagpennen van
den eerflen rang rood gevlakt.
Onder den naam van Bengaalfchen Rail is
deeze by A lbin en Klein befchreeven. Bris-
son heeft hem geplaatft onder de Strandloopers,
en noemt hem Chevalier de Bengale o f Bengaal-
fche Ruiter,
In grootte komt hy nagenoeg met den Ple-
vier overeen: de kleur is van boven groen, van
onderen w i t ; de Kop aan de zyden, de Keel
en Hals, donker-bruin; de top van ’t Hoofd,
de omtrek der Oogen en Stuit wit; de Staart-
pennen paarfch met Oranje-kleurige Vlakken;
de Pooten groenagtig geel. Hy woont in Afie.
V. (5) Rail die grys is, met het Voorhoofd zwart,
Carolinus.
Karolini- J
fche.
(4) Rallus Corporc Vertice Oculip-que albis, Capitc
Colloque nigiis, Alis Dorfoque viridibus , Remigibus
piimariis rubro-maculatis. Syft. Nat. X. Rallus Bengha-
lenfis Alb ^Ay. III. p. %<;. T. 90.
(5) Rallus grifea, Fronte nigra , Peélore plumbeo,
Roftro Havo, Fcdibus vir«*centibusi. Syft. Nat, X. Gallioul
»
die Borfl Loodkleurig, den Bek geel, de Poo.
ten groenagteg.
ir.
Afdeel.
XLVIf.
Van deezen, die klein Amerikaanfch Water. Hoofd-
hoentje o f Koet geheten wordt by Edwards,
wiens Afbeelding zeer naauwkeurig i s , naar
Brisson getuigt; maakt deeze Aütheur een
foort van Poule Sultanen, noemende hem
Rorpbyrio Freti Hudfonis, om dat hy aan de
Hudfons-Baay gevonden is. Hy komt, in grootte
, byna met den Water-Rall overeen.
XLVIII. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Geflagt der K narshoende-
ren , van wegen het Geluid, dat zy maaken,
dus genaamd.
■ E Griekfche naam, Pfophia, wordt gegeven Naam.
aan zekere Vogelen, die w y , om het
zonderling Geluid, dat zy maaken, en wegens
hunne Geftalte, niet oneigentlyk K narshoen-
deren kunnen noemen.
De Kenmerken zyn; een Bek die Kegelag- Kenmer*
tig Cylindrifch is , fcherpagtig, met de Bo-ken‘
venkaak wat langer: de Neusgaten ovaal en
wyd open ftaande.
Hier van is maar ééne foort bekend, naamelyk.
(1 ) Knarsboen. 1.
BrIS- Pfiphia
ïiula minor Canadenfis. Edw. ^Av. 144. T . 144. C atesb. Crepitans,
Car I. p. 70. T. 70. Foepert.
(ï) Pfophia. Syft, Nut. X, Gen. 84. Pfophia crepitan*
i, D ï ï i . , V . St u k , n i -