II. C32) Kwikfiaart, die van boven groenagtig
A fdeel. Afcbgraauw is, met bruine Slagpennen*de
Hoofd- z£vende, agtfte en negende , wit getipt.
STUK
x x xn . Die Vogeltje, omtrent Upfal inSweeden door
^A c r e d u ia . L inn^ üs waargenomen en befchrceven. nelvtr
zeer naar een Sysje, doch is de helft kleiner.
Het houdt zig , gelyk de voorgemelden ,in ge-
duurige beweeging.
(33) Kwikfiaart met den Kop Tzergraauw,
een zwarte Vlak by de Oogen, de Slag- en
Staai tpennen bruin , met de beide randen
Roejikleurig.
XXXIII.
Europifch.
Hangneftje.
PI XLIX.
F'g- Sverfchilt
B risson fielt deezen voor, onder den naam
van Poolfche Mees o f Rémiz, gelyk de Duits
e r s hem heeten, doch de Itaüaanen Pendolino,
wegens het ophangen van zyn Neftje, weshalve
men hem, met regt, Hangnejije mag noemen,
o f Europifch Hangneft, om hem van de Bana-
nasvogelen te onderfcheiden. De Engelfchen
noemen hem Momtain Titmoufe. Hy heeft de
grootte van een blaauwe Mees en de geflalte
ver-
(32) Motacilla fupra cineréo-virefcens, Remigibus fuf-
cis, feptimo, oófcavo, nono, apice albis. Faun. Sne e , 237,
(33) Motacilla Capite ferrugineo, macula nigra Ocula-
r i , Remigibus Rectricibufque fufeis margine utroque fer.
rugineis. Syfl. Afar. X. Lanius minimus. Edw. f f .
T, f f . Parus monranus Alb. HL p. 53, t .
Parus minimus Remiz. Titids. Lipf. i 7f f . Differtat.
Parus Lithuanicus nidum fufpendens. Kl e in . 8<S
Pendulinus. .a ü . Benon. T. H ,p .f7 .T .7, Remiz, Rhac-
z ïn s k . Po Ion, I, p. 294,
ook nietveel. Zyn Woonplaats is in jj.
Poolen , Lithauwen , Hongarie en Italië. Het A fdeel.
Neft, dat hy maakt, is van de Wolligheid der ^XIIT.
Diftelbloemen famengefleld. stuk.
, „ , , XXXIV.
(34) Kwikfiaart die grys is, hebbende den Kop Minuta.
zwart, met witte tippen gefprenkeld. kleintjef^
Deeze, die uit het Kabinet des Konings van
Sweeden door L in nm j§ voorgefteld wordt,
fchynt anders niet bekend te zyn. Hy is uit
Indie afkomflig: heeft de grootte van het Win*
terkoningje; de Rug en Wieken zyn van boven
grys ; de Borft is geelagtig met zwarte
dwarsftreepen; de Staart bruin aan de zyden
bleek ; de Kop zwart met ronde witte flippen ,
één op ieder Vedertje. Het Mannetje is van
vooren , aan den Kop , met Vleefchkleurige
ftreepen , van agteren met witte flippen getekend.
LXIV. H . O O F D S T U K .
Befchryving van 't Geflagt der M ee sen , ’t welk
de Plakkers , Pimpeltjes , en de Manakyns,
zekere Amerïkaanfihe Vogeltjes, bevat.
De M eesen , welker Latynfche naam Parus Naam.
is, maaken een Geflagt van zeer bekende
Vo-
(34) Motacilla grifea. Capite nigro pun&is albis fpar-
fis. Muf. ±Ad. Fr Tom. IL
1, Ji s i i . V. Stuk.