II. woord palmati, en de gelykheid derzelven met
A fdeel, de Palm van eens Menfehen Hand uitdrukt.
XXIV. Hierom heeft K lein ze door den naam van
stuk. * P^mipedes onderfcheiden , waar van hy drie
Familiën of Gezinnen heeft. M oehrinc be-
grypt hun onder den algemeenen naam van Hy-
drophihz , dat i s , Waterminnaars ; doch men
vindt 'er onder, gelyk de Ganzen en Meeuwen*
die zig ongelyk meer in de Lugt ophouden
dan in ’t Water, en ’t is bekend dat anderen,
die geen Zwempooten hebben , niet minder
Liefhebbers zyn van zig in ’t Water te was-
fchen en te dompelen; gelyk men dit in de
Duiven dagelyks waarneemt. Anders zou men
hun, met de Ouden, gevoeglyk kunnen noemen
Water- Vogelen; waar onder zy egter de Stelt-
loopers, met regt, ook begreepen hebben.
Eigen- De bekwaamheid om te Zwemmen onder-
’ fcheidt dan de Vogelen van deezen Rang. Hoewel
men ’er onder vindt, gelyk de Meeuwen, die
dit niet doen, zyn ’er wederom anderen, die
zelfs onder Water duiken, met hun geheele
L y f , en deswegens Duikers genoemd worden.
Z y munten, in ’t algemeen, ddor deeze Eigenfchap
boven de andere Vogelen uit, en in ’t Vliegen
fchieten de meeften niet by hun te kort. Vee-
len wel is waar, gelyk de Eenden, zyn zwaar
van V la gt, doch anderen, gelyk de Fregat-
vo gel, tarten de allervlugften. De Natuur,
willende zig alles ten nutte maaken en tevens
alle Dieren voorzien met de noodige Werktuigen
gen tot hun belfaan, heeft de genen, die, volgens
de wyze fchikking van den Schepper, de
Kolt moeiten zoeken in het Water, niet alleen
daar toe bekwaam gemaakt, maar zelfs met
Wapenen voorzien om zig te redden; daar de
andere Vogelen hun Graf vinden in dat Element.
Tot loopen ondertuffchen op het Land,
daar zy geen verre Togten te doen hadden, zyn
veelen niet zeer bekwaam;
De meelle Water-Vogeleti Onthouden z ig ,
Zo ’t fchynt, in de Gemaatigde Lugtftreek en
zelfs Noordelyker; hoewel ’er, miffchien, naaiden
Zuidpool toe niet minder zyn. In de
Moeraffige deelen van ons Nederland en van
Engeland, zyn ’er een groote menigte. T o t
dezelven behooren ook de Strand-Vogelen,
waar van voorheen gefproken is, en die het
voornaamfte Onderwerp uitmaaken van dien ge«
vaarlyken Vogelvanglt in Noorwegen (*). Op
eenige Eilanden van Schotland onthoudt zig
daar van een verbaazende menigte, zo dat de
Inwooners byna daar van alleen beltaan kunnen.
H arvejus fpreekt van zeker klein Eilandje,
genaamd Bajje of Bafs, in de Fortb o f
Golf van Edenburg in Schotland ; dat eigent-
lyk een hooge Rots is, van ongevaar duizend
Schreeden omtreks, ’t welk hy bezogt hadt*
i, De Oppervlakte van hetzelve, (zegt hy) is,
„ in de Maanden Mey en Juny, met Nellen,
,, Èije®
(*) Zie hét IV. Stuk deeze N’at- Hiflorie bladz. 4.
I. Dbei, V; Stuk, A 2
i - 'k
ii.
AFDEEL;
XXIV.
Hoofdstuk,
Menigte !ti
’t Noorden*