II,
A fdeel.
LV.
Hoofdstuk.
V I .
Cupido.
G e k u i f d
V e l d h o e n .
den Faifant, of liever van het Berkhoen, ver»,
fchilt. Zyne Geftalte en Kleur niet alleen,
maar de Staart zelfs doen hem zeer naar de
Hen-Faifant gelyken. Die hem van de Hud*
fons-Baay aan E dwards bragt , verhaalde dat
de Haan zwarter was en glanzig aan den Hals,
welk verfchil ’er ook in onze Hey-Hoenderen
plaats heeft, zegt die Engelfchman. Zeker Dok.
tor uit Virginie hadt hem verhaald, dat men aldaar,
in de Boffchen en WildernifTen, ook zodanige
Veldhoenders vondt, welker Haan een
trotfche Vogel was , loopende zeer regt op.
E dwards noemt hem kleine. Ouerham met langer
Staart, en B risson oordeelt hem tot de zelfde
Soort, als deOuerhaan, te behooren.
(6) Veldhoen met ruige Pooten, dat kleine Wiekjes
aan den Hals heeft.
’t Amerikaanfche Veldhoen of kleine Ouer-
haan wordt deeze van C a t e sb y , als een Vir-
ginifche Vogel, getyteld , en Bkisson noemt
hem Gelinote hupèe d’Amerique, daar hy het
Moerhoen, enkel, gekuifd Hazelhoen geheten
hadt. Volgens C atesby is het ongevaar een
derde grqoter dan een Patvys, van kleur rosag-
tig bruin, met zwarte en witte dwarsftreepjes,
de Slag-en Staartpennen ten deele zwart: zo dat
de
(6 ) Tetrao Pedibus hirfirtis , Alis fuccen.turiatis Cervj-
calibus. Syfl. Nat. X Urogallus minor ftifc&s, Cervice.
plumis Alas imitantibus donara. C atesb. Car. III. p.i»
T. t .
de Vogel in deezen zeer naar ’t Berkhoen jj
zweemt. De Wiekjes aan den Hals hebben A fdeep.
hem Cupido doen noemen, LV.
Ik zal hier mede, volgens L i n n j e u s , verge. stuk*
lyken den Faifant van Penfylvanie, daar men Faifant va0
de nevensgaande Afbeelding, door E dwards, ^eenfylva*
van vindt in de Verhandelingen der Koninglyke pl> XLyjr
Sociëteit van Londen (*). Z y verbeeldt den &g, 3.
Vogel in dat Poftuur, wanneer hy overvallen
zynde zlg fchrap zet om weg te vliegen. Het
is de Haan, want de Hen hééft die Vlerkjes aan
den Halsmiet. De grootte was byna als die van
een Faifant : de Kleur was bruin van boven,
zeer fraay met wit gefchakeerd, en wit van onderen
met zwarte] Vlakken.’ Leevende zetten
zy hunne Staarten overend als de Kalkoenen, en
maaken om den Hals een Kraag van Veer en ,
Iqopende zeer prat. Men yindtze niet alleen
in de agterfle deelen van Penfylvanie, maar ook
in Maryland, en waarfchynlyk elders in de Wil-
derniffen van Noord-Amerika. Niettegenftaan-
de zy , t’eener Broed , van twaalf tot zestien
Jongen voortteelen, vermenigvuldigen zy doch
niet Berk, wegens de menigte van Roofvogelen
, die ’er op aazen.
Aanmerkelyk zyn deeze Vogels, niet minder ZynGeluid,
dan de Berkhoenderen van Europa, door het
Geluid, dat de Haan in de Bronstyd maakt, ’t
welk
(*) Pbilofoph, Ttanfaft. Vol, XLYIIL Part. 2. p.
499-
I. Dfel. V. Stuk. C c J