II. welk men wel een Kwartier gaans ver kan hoo
A fdeel. ren> en ^ j - aan ontdekt, waar deeze Faifan-
Hoobd ten z^n‘ ^ an zetcen zy WÏf» gelyk
stuk. een korrende Doffer en klapperen op gelyke
manier mee de Wieken , dat een trommelend
Geluid maakt, waar van de Slagen langs hoe
fchielyker op elkander volgen, tot dat zy in
elkander loopen. Dit duurt omtrent een Minuut,
en neemt,na een half-Kwartier tuffehen-
poozing, op nieuws weder aanvang. Middeler-
wyl kan de Jaager ’er bekwaamlyk op aanleggen.
Z y doen het nooit dan op een Boom, en beginnen
met het aanbreeken van den dag, tot negen
Uuren; dan wederom, omtrent een Uur voor
den Ondergang der Zonne, en houden aan tot
dat het donker zy. Hun Vleefch is blank en
fmaakelyk.
VII (7 ) Veldhoen'met ruige Poot en, de Staartpen-
ïonafid. nen AJcbgrQ,auw met zwarte tippen, zwart
H a z e l h o e n . geboudeerd, uitgenomen de twee middeljlen.
Deeze wordt van de Schryvers Gallina Co-
rylorum genaamd, waar van de Duitfchers hun
Hazelhoen ontleend hebben , dat w y , als ook de
Engelfchen, gebruiken. De Franfchen noemen
hem Gelinote o f Gelinote de Bois, de Italiaanen
Fran-
( 7 ) T e t r a o P e d l b u a h i r f u t i s , R e & r i c i b u s c i n e r e i s p u n c -
tis n i g r i s , f a f c i a n i g r a , e x c e p t i s im e r m e d i i * d u a b u s *
Fdtn- c » e c . 1 7 0 . G a l l i n a C o r y l o r u m , G esn, . X > . 2 2 9 .
A l d r . Ornith. L i b i . 1 3 . C a p . z z . W i L L * Orn- z 2 6 . T a b .
2X. Raj. v/O. 5J.
Francolino, de Turken Jabantau, de Polakken
Jarzabek, de Sweeden Hjaerpe o f Hierpe. Men
vindt ook, dat fommigen ’er onder den naam
van Attagen van fpreeken , en dat Albertus
magnus hem Bonafa genoemd heeft.
De Hazelhoenderen zyn niet zeer gemeen;
zo dat de naam van Gallince rujlicce, o f Boeren
Hoenderen, ’er ten onregte aan gegeven wordt,
Varro zegt dat z y , ten zynen tyde, zelfs te
Rome zeldzaam waren. In de Zee van Genua,
egter , vindt men een Eilandje , dat , wegens
de menigte deezer Vogelen , den naam voert
van Ijle des Gélinotes. Lotharingen, benevens
de Gebergten van Dauphiné en de Grenzen van
Switzerland, als ook het Bofch ,van Ardennes,
leveren ’er in de Winter eenigen voor Parys
uit. ’ t Schynt dat zy in Engeland ook niet veel
voorkomen; want Ray verhaalt, dat hy- te Neu-
remberg Hazelhoenderen op de Markt te koop
had gezien. In Lapland zyn zy overvloedig,
ja op het Gebergte Kolen in Noorwegen, zo
Scheffer verhaalt, in ongelooflyke menigte.
Deeze Vogels verfchillen van de andere Veldhoenderen
daar in, dat zy zig ook in Boffchagie
op ’t vlakke Land onthouden , zo Ray aanmerkt.
Men vindtze dikwils in Boflchen daar
veel Hazelaars groeijen, waar van zy den naam
fchynen te hebben, doch niet om het eeten der
Nooten, zo men aanmerkt, maar der Katten
of Mannelyke Bloefems; gelyk zy ook die der
Berkeboomen nuttigen. Z y brengen twee jon-
1« DuEfci y . stukv gen
LV.
Hoofdstuk.
Haztlhoeit,