86 B e s c h r y v i n g
XXVII.
Hoofd
STUK.
zulke ontoeganglyke plaatfen niet alleen, maar
in zo diepe gaten en naauwe fpleeten van Klip*
pen en Rotfen, dat men ’er naauwlyks by kan
komen. De Holen , die hy daar toe in de
Aarde graaft, zyn fomtyds wel drie Ellen diep.
Men gebruikt, derhalven, ook wel een Stok*
aan ’t end met een fcherpe haak, omdeeze V o gelen
daar uit te haaien, en, dewyl zy niet
alleen met hun twintigen maar wel by honderden
te famen in een Hol of Gat neftelen, zq
maakt de domme eigenfchap die zy hebben, van
in elkander valt te byten , dat, wanneer ’er
een, ’c zy door een Hond of met een Haak
wordt uitgetrokken, alle de anderen volgen, en
dit geeft een rykelyken Vangft. Op de Faro-
Eilanden is men gewoon, tegen den tyd dat zy
uit Zee aankomen, Netten.te zetten voor hun?
ne Holen, daar zy onverhoeds in loopen , en
dus worden ’e r , fomwylen, wel tweehonderd
’s daags gevangen en gedood.
Deeze Vogelen, zegt men, leggen ook
maar één Ey te gelyk, en , wanneer hun dit
ontnomen wordt, kunnen zy ’er nog een leggen
; doch dan ontbreekt hun de tyd tot opvoeding
van het Jong’., immers , als de tyd
van hun Vertrek aankomt, gaan zy altemaal
van de Noorweegfche Kuft a f, en begeeven
z ig , zo ’t fchynt, naar de Eilanden, of elders,
daar zy overwinteren. Van het duiken naar
Vifch hebben zy ook hunnen Leeftogt , en
hunne Snavel is zo fcherp, dat zy daar mede
een
d e r P a p p e g a a y - D u i k e r e n . 87
een Menfch .een geheel Ruk Vleefch van de n.
Hand kunnen byten. Met^leezen en met de Afdeel*
Klaauwen, die niet minder fcherp z y n , weetenzy XXVII.
zig wonderlyk te verweeren tegen hunne Vyan- SXÜK>
den, (kepende een Raave, als zy dien by de Keel
beet kunnen krygen, met zig in Z e e , daar hy
dan verdrenken moet. In hun Neft leggen z y ,
altoos, op de Rug.
De Lund of Zee-Pappegaay is grooter dan
een Duif en kleiner dan een Eend. Zyn kleur
is van boven zwart, van onderen wit; die van
den K o p , aan de zyden, en van de Keel vuil
wit-graauw; met een zwarte Halskraag; de
Staartpennen zwartagtig. De Bek, wiens kleur
naby den Kop blaauwagtig en naar ’t end toe
rood is , heeft eene zonderlinge gedaante door
zyne ingroevingen , welker getal drie is weder-
zyds, één in het blaauwe, één in het roode
gedeelte van de Bovenkaak., L inisleus zegt,
dat dezelve niet haakig is , Biusson, dat hyeen
weinig krom is aan ’t end; gelyk onze Afbeelding
toont, die van hem ontleend is : doch in de
Beichryving van Noorwegen, door den Fleer
Pontoppidans, vind ik aangemerkt, dat de
Bek van den Lund geheel krom geboogen z y ,
als een Pappegaay’sB e k ; hoewel wat dunneren
aan de zyden breeder, met aardige geele, roode
en zwarte ftreepen verfierd , en de AfbeeL
ding, welke hy van den Lund geeft, wylt zeer
duidelyk die kromte aau (*). Zyne Vleugelen
z y n ,
(*) Naturk $ f f t turn 11 .Th. w. 1
J. Dbki, V. Sivk, F 4