LXI.
Hoofdstuk.
cenkwam met zulk een Vogel, dien ik onlangs
hier te Amfterdam levendig, by zeker Heer,
een Liefhebber van uitheemfche Vogeltjes,
zag*D
it Weeuwtje legt jaarlyks zyne lange Staart,
pennen a f, geiyk ik in hetzelve waarnam. Men
vindt het in Afrika en door K olbe wordt van
zodanige Moffchen gewag gemaakt. By Zomer
is het van boven glanzig zwart, volgens Bris-
son , ën van onderen rosagtig w i t , met den
Hais van boven rosagtig , en de Borft glimmend
Kaftaniebruin ; de Staartpennen zwart:
’s Winters is het van boven roodagtig , met
bruine Vlakken > van onderen wit , hebbende
den Kop wit en zwart gebandeerd, de Staart-
pennen zwartagtig bruin, aan de randen rood-
a ° tig : de Pooten zyn , even als in de Zomer,
dan oök Vleefchkleufig. Zyn grootte en hou'
ding i s , als die van een Mofch.
De Heer B risson heeft nog eën Weeuwtje,
dat hy het kleine noemt, zynde ongelyk kor:
ter van Staart: noch befchryft hy een groote
Weeuw , die de vier middelde Staartpennen
by uitftek lang heeft , zynde by Johnston op
de gedagte Plaat afgebeeld. Van deeze beide
fchync de Woonplaats onbekend te zyn. Het
Weeuwtje van de Kult van Afrika, naar een
Vogel, die in den jaare 1754 levendig aan Ma-
dame de Pompadoür gebragt waS, en federt in
’sKonings Kabinet bewaard wordt, afgetekend,
heeft de vier middelde Staartpennen zeer lang,
doeb
dóch aan de enden alleenlyk met baardjes voor- H.
zien; den Bek en de Pooten rood. LXJ
(13) Geelgors die den Kop blaauw heeft, den
Buik Goudgeel , de Rug groen, met bruin- xm .
groene Vederen.
Deeze wordt van de meefte Autheuren driekleurige
Vink genoemd, o f Chineefche Goudvink;
by Seba Vogel Chiltototl uit Amerika, een
foort van Mofch. Brisson noemt hem Groenling
van Louifiana , gemeenlyk de Paus getyteld (*).
De blaauwe Vlafchvink van C atesby oordeelt
LiNNiEüs ’er eene verfcheidenheid o f wel het
Wyfje van te zyn, dat in .de Winter, volgens
dien Engelsman, geheel grys wordt en inKaroli-
na overwintert, zynde een Bergvogel; daar tle
driekleurige Vink tegen den Winter vertrekt,
Beitelende op de Oranjeboomem
Cl4) Geelgors met den Kop en Borft zwart, XJV.
. xvilario*
den Buik wit, de Wieken rood, Kaapfche
Mofch.
Van
(13) Emberiza Capite coeruleo , Abdomine fulvo,
üorfo viridi pennis viridi-fufcis. ^Aü. Stockholm. 1750.
p. 287. T. 7. f. r. Fringilla tricolor. Catesb. Car. I.
p. 44. T. 44. Fringilla tricolor Mexicenfis Edw.
T. 130. Fringilla Chinenns. A ! b. ^Ay. III. p. 64 T.
ê8. B. Liniaria coerulea. Catesb. I' p. 44 T. 44.
{14) Emberiza Capite Pectoreque atro , Abdomine
elbo , Alis rubris. Syfl. Nat. X. Pafler Capenfïs, A lb.
^Ay. III. p 63, x 67.
(*) Le \ erdier de la Louifiane , dit vulgairement U
Paft. Ornitholog, Tom. III. p. 200*
J» Biii* V. Stuk L I