( i i ) Snep met een regten aan de punt knobbe-
ligen Bek , de Pooten bruin, vier bruine
Jlreepen op ’t Voorhoofd.
De Franfchen noemen deezen, die van Bris*
son in ’t Geflagt der Sneppen geplaatft wordt,
by verkleining BeccaJJine, hoewel men hem ook
BeccaJJeau , BecaJJon en petite Becajfe getyteld
vindt. Klein noemt hem Scolopax of Capella
Cwkftis Authorum, en Charleton Molliceps
Ariflotelis. De Turken noemen deeze Vogelen
Jelvé, de Italiaanen Pizzardella, de Polakken
Bekas of Baranek, de Sweeden JValdfnaeppa of
Mallfhaeppa. By de Duitfchers hebben zy
verfcheiderley naamen, waar onder Water-Snep
en Gras-Snep , als ook Schnepfflein , ’t welk
Snepje betekent, en onder deezen naam zyn ze
by ons zeer bekend.
Men vindtze menigvuldig door geheel Euro,
pa, doch zy hebben hunnen komfl- en trek-tyd
ge'lyk de Sneppen ( f j . In ’t midden van den Zomer
II.
Afdeel.
XLh,
Hoofd .
STUK.
XI
Gall 'nago,
Snepje.
komen z y , zo ’t fchynt,uit APe over, en
vertoonen z ig , in de Herfll, in de Zuidelyke
deelen van Vrankryk, vertrekkende voorts naar
de
(i i ) Scolopax Roflro re<So apice tiiberculato, PedL
bu* fufcis, lineis Frontis fufcis quaternis. Syft. Nat. X*
NumeniusCapite lineis quatuor fbfcis longitudinalibus.Roftri
apice tubercnlofo, Femoribus feminudis. Faan. Suec. 145.
Galiinago minor. G esn. ^A.y. tjo. A ldr. Orn. 1. 20. c.
5} Will. Orn. 214. R aj. lOf. n. 2. A ls. ^/Cv.h
p. 68. T. 71.
(*) Zie ’C IV. Stuk, bladz. 17.
de Nederlanden en Noordelyker. De Vlugt
van ’t Mannetje is zo hoog en fnel, dat men
zyn Geluid wel hoort, doch hem naauwlyks in
't Gezigt kan krygen. Hunne Verblyfplaats is
in broekige Landen o f in ’t R ie t , alwaar zy
hun Vo^dzel haaien , ’t zy uit eenige vettigheid
der Aarde, of van Wormpjes en Infekten.
Plun Gefchreeuw , gelykende , eenigermaate,
naar dat der Kieviten , wil men , dat een voorteken
zy van Regenbuijen of Onweer.
De grootte deezer Vogeltjes is genoegzaam
bekend , overtreffende niet veel die van een
Kwartel. De Bek en Staart zyn ieder derdhalf
Duim lang en 't L y f maar drie Duimen; waar
uit blykt dat zy den Bek zeer groot hebben en
daar van met niet minder regt den naam voeren
dan de Sneppen. Z y hebben een zeer fraaije
mengeling van kleuren, van boven zwartagtig
en bleekvaal: van onderen w i t , aan de Keel
vaal: de Kop met drie, de Rug met vier bleek-
vaale ftreepen overlangs: de Stuit zwartagtig
met wit overdwars geftreept: de Staartpennen
zwartagtig, aan ’t end vaal, met zwarte dwars-
flreepen : de Bek bruin , de Pooten groen-
agtig.
Nog een Snepje is ’er , maar half zo groot,
en van kleur ruim zo fraay , ’t welk van de
Franfchen twee voor één , van de Engelfchen
half-Snepje en ook fack-fnipe of Jud-Cock geheten
wordt. Sommige Franfchen noemen het
Fouton en de Katalogners, in Spanje, Becadellx
I. Deel. V. Sïuk P J de
XLI.
Hoofd.
STUK.