IJ. dertjes gelegd, maakt het Afgang: met Suiker
Afdeel, gemengd ftilt het de Hoeft en verzagt de Borft.
LIV. fy[en houdt in de Apotheeken een Olie naa,
ÜOOFDstuk.
die uit hard gekookte Doijers is geperft, Olie
Htndert». van Eijeren genaamd, zynde by uitftek verzag.
tende. ’t Gebruik van ’t Vliesje, dat de Eijer-
fchaal bekleedt, en veele anderen , gaa ik
voorby.
j f_ (2) Faifant met een gehoomden Kop, die aan dt
Poa'\c^T’s‘ zyden Vleezige bybangzels beeft.
Van deezen Vogel wordt , by Gesnerüs ,
melding gemaakt onder den naam van Meleagrisi
weshalven Brisson dien ook tot een Geflagtnaam
en L innzeus tot een Soortelyken Bynaam ge*
bruikt. Anderen hebbenze genoemd Guineefcbe
o f Afrikaanfcbe Hoenderen, die by de Ingezetenen
Van Kongo Quetele geheten worden. De naam
van Gallina di Numidia is by de Italiaanen, die
van Guiny-Hen by de Engelfchen in gebruik ge-
weeft, doch federt de Franfchen ’e r, wegens de
aardig gevlakte Kleur , den naam van Poule
t peintade aan gegeven hebben, is die naam algemeen
geworden. Frisch geeft 'er den tytel
van
(2) Phafianus Vertice callofo , Temporibus caruncula>.
lis. Syfl. Nat X. Gallina vertice corneo. Hasselcj_. /f*
274. Gallus vertice corneo. Syfl. N a t. VI. 28. Gallina
Guinea, Worm- Mus. 297. Gallina Africana. Marccr.
Ttraf. 78. Gallus niger, maculis ovalibus & orbiculatifc
Barr. 79. * Gallina Guineenfis. Worm. Muf, 297.
T. 15. f. 3* Raj. ^ fy . 52. A lb- II. p. 32. T. 3J.
Wilu. Orn. 161, Ti a6, ALcr. *4 r, 1. *4. c. 13.
van Pert-Hubn aan, en fommige Duitfchers dien
van Keur-Henn. K olbe noemtze , in de Be.
fchryving van de Kaap der Goede Hope, Knor-
boenderen.
De Heer P e r r au l t betoogt, dat al het gene
de Ouden van den V o g e l, dien zy Meleagris
noemden, gezegd hebben, in de Poule peintade
te vinden zy en niet in de Kalkoen, die wederom
verfcheide Byzonderheden heeft, welke
niet in de Meleagris plaats hadden. De Bonnet
, by voorbeeld, van Hoornige kleur en zelf-
ftandigheid; de baarden o f aanhangzels der Wangen
; de witte vlakken in groote menigte, en
regelmaatiglyk verfpreid over het Pluimagie
van den geheelen Vogel, hebbende de figuur
en grootte van eene Linze: de ongefpoorde
Pooten der. Haanen, en de volkomene gelyk»
heid der Haanen en Hennen, zyn byzondere
Kenmerken, welken men niet vindt in de Kalkoenen.
’t Gene Pl in iu s , en V arro vao den
Meleagris zeggen, komt bovendien volmaakt
met de Poule peintade o.vereen.
Zy melden, dat die zig onthoudt in Meiren
en Rivieren, daar men weet dat de Kalkoenen
afkeerig van zyn. Van het opzetten van de
Staart, het hangen laaten van de roode Lel op
den Kop, over den Bek heen; den kaaien Hal»
en het Vederbosje op de Borft, ’ t welk zo
aanmerkelyke Byzonderheden zyn in de Kalkoenen
, maaken zy geen het minfte gewag. Niettemin
wordt van alle andere Autheuren, gelyk
l i D i u i V - S t u k ,
11.
A fdeel.
LIV.
Hoofd.
stuk.
Ptult ptm•
tad*.