in ’t algemeen, Scolopax en wordt van fommigen
Afdeel. ook Rujlicola of Perdrix Ruftica, dat is Boeren,
XLI. Patrvs, getyteld. 't Is die Vogel, welken de
Hoofd- , , „ n- . i
stuk. Franfchen, in t algemeen, Becajje, de Engelfcheu
Snipe, de Duitfchers Scbnepff en wy Ne.
derlanders Snep, o f, tot onderfcheiding van den
Poelfnep, Hout Snep heeten.
Komft en p)e Sneppen zyn in Sweeden, Duitfchland,
Vertrek der r ^ 3 ,
Sneppen, vrankryk, Engeland, om kort te gaan in geheel
Europa gemeen, doch zy hebben hun Sai-
zoen: want het zyn Trekvogelen. Z y komen
in ’t Voorjaar, by ongelooflyke menigten, hun
Aas zoeken op de Moeraslige Landen van Pruis-
fen, en, na dat zy aldaar genefteld en gebroed
hebben , vertrekken z y , in de Herffl:, of Zuid-
o f Weftwaards. Immers, in de na-Herfft komen
zy eerft in Engeland en blyven ’er den
Winter over, gaande in ’t Voorjaar weder weg:
hoewel ook cenigen , van de .anderen afgedwaald,
’er blyven en voortteelen. Sommigen
willen, dat zy in de Zomer haare wykplaats nee-
men op de toppen der Alpen en Pyrenecfche
Bergen. Hunnen Overtogt, als mede dien der
Wulpen, over de Middellandfche Z e e , en den
terug-Togt, zagen wy hiervoor omftandig (*);
en daar uit bïykt, dat fommigen hunner, in de
Zomer, ook'Afrika met hun Bezoek vereeren.
In Vrankryk vertoonen zy zig zelden voor de
Maand Oktober, en gaan, waarfchynlyk, van
daar
(*j In bet iy. S tuk deezer Nattmrtyke Hifi. II. s?*
daar voort naar Engeland, de Nederlanden en
de Noordelyke deelen van Europa. Zeker Schry-
ver wil, dat zy voor hun Vertrek uit Engeland
met elkander paaren; dewyl menze niet, dan
twee aan twee, ziet wegvliegen.
’t Zyn Vogelen, die in ’t Kreupelbofch of
aan de kanten van Slooten en in de Tuinen op
Wormen aazen , welken zy dikwils uit den
Grond wroeten riiet hunnen langen regten Bek.
Tegen den avond komen zy uit de Boffchagie,
en begeeven zig in de Weidlanden om te drinken
en haaren Bek te fpoelen , die door zulk
een manier van Aazen zeer vuil wordt, Z y vliegen
niet gaarn zeer hoog, en myden het Geboomte
in hunne Vlugt, als ook den Wind j
doch eenige opening in ’t Kreupelbofch o f
Ruigte ziende, Huiven zy zeer onbefuisd daar
door, en loopen dus* als ’t ware moedwillig*
in de Netten, die door ’t Landvolk voor hun
gefpannen zyn. Men kan , door te letten op
den koers, dien zy tegen den Avond neemen,
hun gemakkelyk vangen 2 Want, zonder fout*
keeren zy langs den zelfden weg te rug. Om
reden hunner domheid en onvoorzigtigheid in
deezen, zyn de Engelfchen gewoon den naam
deezer Vogelen op iemand, die zig als een Gek
gedraagt, toe te paffen. Ook worden ’er fom-
tyds Strikken voor gefpannen, aan de kant van
Vyvers o f Slooten. Anders zyn z y , hoe log
ook van Vlugt, wegens het fnel voorcfchieten*
gelyk de Patryzen * niet wel te betrappen.
1. D eel. V.Sii/K. P 2
XLI.
Hoofdstuk*