II. beftaan , zyn van elkander afgezonderd. Aan
Afdeel. >t oncjer(te van het Borftbeen is een Eeltagtig-
Ti k* heid, daar hy zittende o f neerhurkende op ruft.
stuk. Ook zyn, aan ieder Wiek, twee Spooren, on-
gevaar een Duim lang, van Hoornagtige zelf-,
Handigheid, de eene aan ’ t end van de Vlerk,
de andere aan ’t end van de Baftaard-Vlerk. De
Oogkringen zyn Hazelnooten-kleur : de Bek
Hoornkleurig, aan ’t end zwart; de Pooten grys
met een zwarten Nagel aan den inwaardfen Vinger;
de uitwaardfe is origenageld. Zy zyn , tot
aan het eerfte Gewricht, door middel van een
flerk Vlies te famen gevoegd. De Pooten zyn,
zo wel als de zyden des Lighaams en het onder-
fte der Vlerken, geheel Vederloos, en bekleed
met een bleekroode Huid, welke aan de Beenen
rimpels heeft, die elkander kruifen en vierkante
ruitjes maaken. Het geheele L y f is , in de
jonge Vogelftruifen , gedekt met bruin - gryze
Vederen.
De Oogen. De Franfche Akademiften geeven, in hunne
Ontleedkundige befchryving, onder anderen agt
op de Oogen van deezen Vogel. De uitwendige
gedaante derzelven, zeggen z y , kwam zeer na*
by aan die der Menfchen , en was grootclyks
verfchillende van de gewoone gedaante der Oogen
in de Vogelen; die de opening van ’t Oog
rond hebben, het bovenfte Ooglid onbeweeg-
lyk en-zonder Haairtjes, en de lyn, die van den
eenen hoek naar den anderen loopt , altoos
fchuins. Onze Vogelftruifen hadden de opening
van
van het Oog ovaal 1 een groot Ooglid van boven
, dat op gelyke wyze neergelaaten wordt
als het onderfte opgeheven. Beiden zyn zy met
Haairtjes bezet,die, even als in ons Menfchen,
veel langer aan het bovenfte dan aan het onderfte
Ooglid waren. De lyn, van den eenen Ooghoek
naar den anderen getoogen , liep volgens de
ftrekking van den Bek. Van binnen vondt men
een derde Ooglid, of Oogluikend Vlies, even
als in de meefte Viervoetige Dieren en Vogelen.
Omtrent het Gedarmte zal ik liever de Waar-
neemingen gebruiken , welken de Heer Heris*1
sant, by gelegenheid van ’t ontleeden eener
Vogelftruis , onlangs daar op deedt (*> Hy
bevohdt, dat van den flinker mond der Maag
tot aan de twee blinde Darmen * , welken dee-
ze Vogel he e ft, het Gedarmte flegts vyftien
Voeten lang ware , daar de Karteldarm f een
langte van vyfendertig Voeten hadt. De ingang
van deezen laatften was zeer naauw, en maakte
een elleboog; ’t welk de Lugt, en de Stoffen,
die ’er in beflooten z yn , moet noodzaaken te
rug te vloeijen, en dezelven.gemakkelyker doen
overgaan in de blinde Darmen, welker ingang
zeer wyd is, dan in den Karteldarm zelf. In
het agterfte des ingangs van deezen opende de
Krinkeldarm | z ig , omtrent de plaats, alwaar
de eerfte draay van den Slangetrek begint. De
ne-
(*) Hifi. de l ’^datd. Royale det Sciences de Paris,
pour 1’Année 1754. p. 74.
Deel. V. Stue. V 2
L.
Hoofdstuk.
’r Geclarm*
* Ceec*
f Celon
j. Ileott