XXV.
Hoofdstuk.
Zwaan,
Eigenfchappen.
te Ryflel, Amieris en in andere voornaams
Steden , tot pleifier der Inwooneren.
De Zwaan is een voorbeeld van deftigheid
in ’t zwemmen , en van moedigheid in zig te
verdedigen, inzonderheid als het op de befcher-
ming der Jongen aankomt, welken de Ouden
in den hoogden trap beminnen. Anders zyn
zy gemeenzaam en komen wanneer zy geroepen
worden: gelyk zy ook , des Winters , uit de
hand worden gefpyzigd met Roggenbrood en
Haver; by Zomer zoeken v j voorizig zelf de
Kod aan Kroos en Waterplanten of kleine
Vifchjes en Infekten, gelyk de Eeoden. Zy
broeden maar eenmaal *sjaars, in de Voortyd,
leggende v y f o f zes Eijeren, waar op zy omtrent
twee Maanden zitten , eer de Jongen
uitkomen. Z y willen zindelyk gehouden, doch
niet opgeflooten zyn. Men zegt dat z y , vliegende,
’t welk zy altoos by troepen doen, de
Koppen leggen op elkanders Staart.
Onder de Eigenfchappen der Zwaanen is van
ouds de Langleevendheid geteld geweed.
W iixoughby fpreekt van een Zwaan, die driehonderd
Jaaren geleefd zou hebben ; Mh\h-
Nus meldt van tweehonderd Jaaren. Hoewel,
nu, het een en andere ongeloofbaar fchynt,
gelyk Aldrovandus zeer wel oordeelt; zo kan
men egter niet twyfelen o f zy komen wel eens
tot honderd Jaaren Ouderdom. Immers , om
de bewyzen niet ver te zoeken, ik vind aangetekend,
dat 'er in den jaare 167- te Alkmaar
eea
een Zwaan gedorven z y , van honderd-en-twee JL
jaaren oud: op zyn Halsband dondt het jaar- A fdeel.
getal 1573 0 . • . t S -
Deeze Vogel was5 wegens het zingen in stuk.
zyne Sterfuur, by de Ouden aan Apollo toege- Zwaan.
wyd. Zulks niettemin, hoe algemeen ook geloofd
wordende en verbreid onder den naam
van 't Zwaanen-Gezang, wordt van Scaliger
en anderen als een fpoorloos en ongerymd Gevoelen
aangemerkt ( t> Sommigen in tegendeel,
en wel onder de Schryvers van de voorgaande
Eeuw, gelyk W ormiüs en Bartholi-
nus, bevedigen deeze Eigenfchap. Zy brengen
het wonderbaare Gedel van de Lugtpyp in
deeze Vogelen, omtrent gelyk die der Kraa-
nen en Ganzen, tot een bewys by (t)» ea
waarom zou een foort van piepend Geluid niet,
by het derven, plaats kunnen hebben in de
Zwaanen, daar men de Eenden, zelfs na hunne
dood, kan doen kwaaken (§).
De grootte en gedalte van deeze Vogelen is Geftalte.
te bekend om eene befchryving te vereifchen.
L inntEüs d elt, zo 't fchynt,dat 'er geen wee-
zentlyk verfchil tudchen de wilde en tamme
Zwaanen z y : egter zyn zy duidelyk genoeg
van elkander te onderfcheiden. Die Sneeuwwitte
(#) Ifyonyk van Medenblii, bladz. 88.
(j-) Smids, ^ lantek. op de Vertaal, van Ovidtus Minne-
digten door Valentyn.
(f) Chari.eton. Onomafl. Zoicon. p. 97.
(§) Vergelyk het voorg, Stuk deezer Nat. Hijlorit,
bladzi 30.
J. D e e i , V. Stvk. B 3