II. W y noemenze Kapoenen en de Abyffinersgeeven
X f d e e l . >e r ^cn naam v a n j 4r o a z e s aaDi
Hoofd- De Hoenderen zyn zeer bekende en gemeene
stuk. Huis-of Hokvogelen, van welker Eigenfchap.
Hoenderen, pen o o k , om die reden, veel te zeggen valt.
Ik za l, in derzelver befchry ving, eerft agt gee-
ven op diender Haanen en Kapoenen, dan op
die der Hennen, vervolgens V>p de Kuikens en
derzelver Voortteeling o f Uitbroeding uit de
Eijeren, om eindelyk van de Geftalte en de
Verfcheidenheden , die ’er in voorkomen, als
ook van het Gebruik der Hoenderen, te fpree-
ken.
t H a s n e n Daanen komt, inzonderheid, derzel-
G e k r a a y . ver Waakzaamheid in aanmerking. Het Haa-
nen-Gekraay is, van ouds, een bode.van den
Dageraad geweeft; doch bovendien kraaijen zy
ook by nagt. De Haan, zegt B elon , heeft
niets uitmuntender in zyn naturel, dan tot een
Uurwerk te dienen voor de Landluiden, die
op zyn Geluid letten, waar uit zy nagenoeg
weeten, hoe laat het z y , by nagt. Om die
reden heeft menze, altoos, in de Kryg mede
gevoerd, en de verdeeling der Nagtwaaken
heeft daar van zynen oorfprong. ’t Is zeker
dat z y , na middernagt, twee of driemaal kraaijen,
met zekere tuffchenpoozingen tot dat de
Dag aanbreekt; doch dat zy een Etmaal juift
in agt gelyke deden verdeden zouden door hun
Gekraay, gelyk Cardanus wil, is reeds door
Scaliger wederlegd.
De
De hoedanigheden, die in een goede Haan [j,
vereifcht worden, zyn: dat hy groot zy van Afdeel.
Statuur, hebbende een hooge, regte, roode Kam,
de Oogen zwart, den Bek k o r t, zwaar en SXUK.
krom; de Lellen, als ook de plaats der Ooren, Hoenderen.
bleekrood. Zyne Halsvederen, die men Lokken
noemt, moeten van vericheide en hooge
kleuren zyn , over de Schouders zweevende;
de Borfl breed, de Leden niet ichraal, de Wieken
wel gevederd, de Staart verheven, met
een dubbele ry van omgebogen Pennen. Z y
moeten vlug zyn en waakzaam, dikwils kraai-
jende, gereed om hunne Hennen te belcher-
men, en wraakzugtig tegens anderen, die haar
verongelyken. Zodanige Haanen willen den baas
fpeelen en als Koning over de anderen z yn ,
welken zy in moed en kragten overtreffen:
zy houden in ’t Vegten niet op , zo lang
zy op de Beenen kunnen ftaan, en de Overwinnaar
kraait uit al zyn Magt Viktorie, wanneer
de Tegenparty terneder legt o f op de vlugt
gedreeven is.
De Ouden hebben gezegd, dat de Leeuwen Haao«n-
niet alleen voor het Gekraay, maar zelfs voorGev*s'*a'
het Gezigt der Haanen fchrikken; doch het tegendeel
is blykbaar, alzo in St. James Park te
Londen een Haan verfcheurd en opgevreten
werdt door een Leeuw. Ondertuffchen heeft
hunne fierheid al van ouds aanleiding gegeven
tot Haanen-Gevegten, die in Engeland thans
nog zeer in de mode zyn , en zodanig vereerd
v, stbk. wor