M
XXV.
Hoofdstuk.
1 XXXI.
'Jl‘iinuta.
Kleine
Ameri*
kaanfche.
Allerklein-
fte Taling.
($0 B Ï S C B R Ï V 1 N 8
(3 1 ) Eend, dïe graauw is , met witte Oor en
de voorjte Slagpennen zwartagtig.
Van B risson wordt deeze geplaatft onder de
Talingen, om dat hy niet grooter is dan de
gemeene Franfche Taling. De kleur is van boven
donker-bruin, van onderen w it , met bleek
r-ofle dwarsftreepjes; de Borft, Buik en Staart-
pennen rosagtig bruin: maar om de Bovenkaak
en aan de Ooren heeft hy witte Vederen. L in.
N^üs twyfelt of deeze ook het Wyfje van den
voorgaandén zy. Men vindt hem aan de Hud-
fons-Baay.
B risson, by wien deeze de laatRe op één
na is, heeft nog een Taling van St. Domingo ,
zynde by hem de laatfte en tevens de allerklein-
fte hem bekend in het gantfchè Geüagt der
Eenden. Deeze is, van ’t end des Beks tot
aan dat van de Staart, nog geen twaalf Duimen
lang. De Mexikaanen noemen het Mannetje
Cbilcanautbli en ’t Wyfje Colcanautbli , dat is
te zeggen, Eend die de kleur heeft der Kwar-
telen. Van boven is dezelve ros, van onderen
bmin-graauw met wit gemengeld, de - Kop van
vooren Roetkleur: het onderfte van den Buik
bleek-Vos met bruin-graauw gevlakt, de Staart-
pennen zwartagtig met pikzwarte Schaften.
Op ieder Wiek heeft hy een witte Vlak: de
Pek
{51) Anas grifea, Aurifaus albis, Retnigibus primoribus
nigricantibus. S y fl. Nat. X. Anas Canadenfis minor Èis«
cos, Edw< *Av. 157. T. IJ7.
f i E & E E N D E tf; É t
Bek is zwart, de Pooten bruin. Men vindt hem ff.
on ’t Eiland St• Domingo en in Nieuw -Afdeei«
7 . XXV.
Spanje. Hoofdstüic
(32) Eend meteen bonte Vlak op de Wieken, x x x „
een witte flreep boven de Oogen, den Bek Citer«,
en Pooten Afcbgraauw. TaHngv*"
Deeze verbeeldde R a V zig , dat de aller*
kleinfïe was onder de Eenden, doch hy heeft
de langte van omtrent dertien en een half Duim,
volgens de Afmeëting van den Heer B risson.
Hy wordt, by de Scbryvers , Circia geheten »
waar van het woord Cercelle en Scercelle, dat de
Franfchen voor Taling gebruiken, miflehien zal
afkomflig zyn. Z y noemen deezen, - zo wel
als de Éngelfchen, Zomer- Taling: de Duitfchers
Birckilgen o f Graw Endtlin. In het Mannetje
zyn de Wangen en Keel Kaflanie-brain , in
het Wyfje met wit gefprenkeld. Van boven
zyn zy bruin , van onderen geelagtig wit
rnet graauwe Vlakken; de Keel en Borft rosagtig.
De Vlak op de Wieken is Goud groen
mei een witte flreep van onderen in het Wy f-
jé en ook van boven in het Mannetje: zy hébben
beiden den Bek zwartagtig , de Pooten
blaauw.
(33)' E™**
(32) Aaas inacala Alarum varia , linea alba fupra O*
culos, Roftro Fedibusque cinereis. F Suec. i i ï .
Anas Circia. Alb. A lt- II. p. 92. T.-ÏO3. 104*
^Ay. 148.
X,3Dem., y. Sivs