II. len , met hunnen langen krommen Bek. Z y
A fdeel, leggen vier Eijeren en broeden in de Maand
Hoofd ^un niet onaangenaam van
stuk. fmaak, en was by de Ouden, van wegen de
Wulp. zeldzaamheid, meer in agting dan dat der
Kieviten.
Geen Vogel is ’er, zegt Belon, die, naar
evenredigheid van het L y f , den Bek zo lang
h e e ft , als de Wulp. In grootte evenaart hy
een Kapoen, ten naalten by. De langte des
Beks is nagenoeg zes Duimen, en dus omtrent
een derde van die des Lighaams, van den Kop
tot aan ’t end der Staart. De kleur der Veeren,
over ’t geheele L y f , is zwartagtig, doch met
vaale randen op de Rug, witagtig op de Bord:,
en rosagtig wit aaD de Keel. De Buik en Stuit
zyn wit: de voorfte Slagpennen zwart, de volgende
met wit gevlakt, ’t Schynt dat de gene,
dien Brisson bybrengt, het W y fje z y ; de-
wyl hetzelve , aan de Kop , Hals en Bord:,
bleek-grys is , met overlangfe bruine vlakken
getekend, en op de Rug zwartagtig met gryze
vlakken, volgens Linn^eus. Miflchien dat de
K leu r , in verfchillende Geweden , merkelyk
verfchille. Ook heeft Brisson een witten Wulp,
met geelagtige Pooten.
VI. (6) Snep met den Bek boogswyze , de Pooten
Tb £0 pus, '
Kleine. vlciauw< 6
(6) Scolopax Roftro arcuato. Pedibus ccerulefcentibus,
maculis Dorfalibus fufcis rhomboidalibus. Faun. Suec. 14O.
Phaeopus altera £ Arquata minor. G esn, 500. A ldr.
Orn.
blaauwagtig en ruitswyze bruine Vlakken of
de Rug.
Decze heet, by Brisson , de kleine Wulp,
o f de Corlieu, in onderfcheiding van de andere
die Courly wordt genoemd. De Griekfche naam
Helórios o f Helorius, is toepadelyk op beiden.
De Duitfchers noemen deezen Regenvogel, daar
zy aan den grooten Wulp den naam geeven
van Wind-, Weder-, J u t-V o g el, en Braakvogel
o f Braakhoen. Den kleinen noemen de Italiaa-
nen Tarangolo, de Engelfchen Whimbrell, de
Milaneezen Girardello. Men vindt hem van de
Schryvers Phceopus o f blaauwpootig Hoentje
getyteld , en hy verdiende zo wel den naam
van Pardalus o f Luipaard-Vogel, als de andere,
wegens zyne Vlakken.
De kleine Wulp onthoudt zig menigvuldig
op de Zanden aan den Mond der Tefa, zegt
R a y . Men noemt hem in Engeland ook wel
Blaffer, om dat,hy een dergelyk Geluid maakt
als de Honden; anderen zeggen , dat zyn Stem
naar die van een Geit zweemt. Door hun
fchreeuwen, terwyl zy regt op,waards in de Lugt
ftygen , kondigen zy het Onweer aan , zegt
L iNNjEÜS.
Deeze Vogel is wel de helft kleiner dan de
voorgaande, zegt R a y . L innjeus heeft een
Wyf-
Orn. 1. 20. c. II. Arqqata minor softras, Rat. I0J.
n. 2, WiLL. Orn. 217«
l > D uel, Y. Stuk,’
XLI.
Hoofd,
stuk.
Wulp.