XL.
Hoofdstuk.
Eutour.
ziet op zyne Verblyfplaats in het Riet, waar
hy zig meeft onthoudt. . De Saxen, egter, noemen
hem WaJJer-Ochsz, de Ooflenrykers Erd-
boull , de Beijerfchen Hortyhel, de Polakken
Bak o f Bunck, de Turken Gelve, de Portugee-
zen Gazola, en die van Bretagne Galerand. De
Italiaauen geeven ’er den naam aan van Trum-
botto o f Terrabufo. Verfcheide andere Hoog-
duitfche Naamen gaa ik voorby ; waar onder
die van Mófs-Kou, by welken hem Johnston
af beeldt.
De Roerdomp heeft den aart der Reigeren:
hy leeft , naamlyk , van Vifch, Kikvorlehen
en ander Water - Gedierte. Zy maaken hun
Nefl: gemeenlyk in het Riet; alwaar zy te loeren
zitten, zo wel op hun Aas , als om zig te
verdedigen, wanneer zy aangetaft worden; waar
in een Jaager ten uiterfte voorzigtig moet zyn ,
wegens de fcherpte van hun Bek. Dit zelfde
maaktze gewild tot de Jagt voor de Grooten,
die gaarn derzelver Gevegt met de Valken aan-
fehouwen. Verfchrikt zynde llygen z y , in
een Slangetrek, op waards, in de hoogte.
Deeze Vogel is niet zo groot als de gewoo-
ne Reiger: hy heeft den Kop en Plals van boven
zwartagtig ; de Veeren aan de Keel zeer
lang: de Staartpennen ten deele zwart, ten dee-
le ros of vaal; den Bek bruin , van onderen
groenagtig ; de Pooten geela’gtig groen. Hy
legt t’ eener broed v y f Eijeren, die witagtig.
zyn , naar Afchgraauw o f groen trekkende. In
femfommige
Landen wordt het Vleefch deezer Ap^ .
Vogelen gegeten. _ XL.
De Heer B risson heeft nog agt Verfchei- Hoofd-
denheden van Butooren, die in grootte en kleu- S1UK-
ren eenigermaate vcrfchillen , hier voor op- -
geteld.
(17) Reiger met een gladden Kop , het L y f xvii.
wit, den Bek rood. Witre
Reiger.
Deeze Vogel wordt,in de meelle Taaien van
Europa, door zyne kleur onderfcheiden, met den
bynaam van witten Reiger. Hy is ongevaar van
grootte als de Kuif-Reiger: hebbende het L y f
geheel w it, een plek tuffchen den Bek en de
Qogen kaal en groen; den Bek Saffraankleurig,
de Pooten zwart. Men vindt hem niet alléén in
Europa , maar ook in Amerika , alwaar hy
Guira-tinga van de Brafiliaanen wordt geheten
en de Mexikanen noemen hem Aztatl.
(18) Reiger met een gladden Kop , het L y f
wit, den Bek geelagtig, doch de tip zw a r te gyptifche,
gelyk ook de Pooten.
De
(17) Ardea Capite laevi, Corpore a.lbo , Rottro rubro
Syfl. Nat. X. Ardea tota alba, Capite latvi. Faun. Suec.
132. Ardea alba major. WilL. Om. 20J. T. 43. Raj.
fd y . 99- n- 4-
(xE) Ardea Capite l®»i , Corpore albo , Roftro fla-
vefcente , apice Pedibusque nigris Syfl. Nat. X. Ardea
Ibis tota alba, Pedibus atris, Unguihus arcuatis maximis,
Hasselt Iti». 24E. B. Ibis nigra. R a j . 98,
l. Dseu V. Stvk. O 3