jj duitfch, ook gebruikelyk is. Men vindt hem
A fdeel ook Fringillago getyteld, miffchien om dat hy
LXIV. de#Vinken aanlokt, door zyn Geluid, ’t welk
^stuk^- een’germaate zweemt naar het Geroep der
Vinken.
Deeze groote Meefen of Plakkers zyn zeer
gemeen in Europa en worden in de Boffchen
niet alledn, maar ook in de Tuinen en Moes«
hoven gevonden. Hunne Spyze beftaat meelt
in Infekten en Wormpjes, die zy in de Win-
ter uit de reeten der Boomfchorfen weeten te
haaien , kruipende ten dien einde langs de
Stammen en Takken o p , gelyk de Spechten.
Z y Hokken hun Aas niet fchielyk in , maar proeven
het jzo ’t fchynt,eerft met de Tong. Men
kanze in Kouwtjes houden , doch zy leeven ’er
zelden lang in ; niettegenftaande al het eetbaare
byna, dat men hun aanbiedt, van hunne Smaak
is. Inzonderheid beminnen zy Nooten en Hen-
Dipzaad : met kan hun ook Slekken , jonge
Kaas en Mieren-Eijeren geeven. Alsdan kwee-
len zy byna het geheele Jaar door. ’t Getal
der Jongen, die zy kunnen uitbroeden, is zeer
groot; men vindt negen o f tien, ja , fommi-
gen zeggen, wel twaalf o f vyftien Eijertjes in
hun Ne fl, dat rheell van Koehaair is gemaakc
en zeer plat, in gaten van Boomen. De Eijertjes
zyn Afchgraauw of vuil wit van Kleur, met
roodagtige Hippen, voornaamelyk aan ’t dikke
end, getekend. Men wil dat hunne Leeftyd
vier o f v y f Jaaren is.
De
De Plakkers zyn zeer Hout en vinnig in t
byten, zo van den Menfch, als van andere Vo- ^
„elties, die hun beledigen. De grootte » on- Hoofd-
gevaar als die van een Vink: de Kleur van bo- stuk.
ven groenagtig , van onderen geelagtig , aan
den Buik wit; de Kop en Keel zwart, doch
met een witte vlak onder de Oogen, met zwart
omringd,die ’er den naam van Spiegelmeesaan
geeft In eenige deelen van Vrankryk noemt
het Landvolk hem den Patroon der Yzerfme-
den, om dat hy het tikken met een Hamer op
een Aambeeld fchynt naar te bootzen. Hierom
miffchien ook wordt hy Plakker geheten. Men
kanze als de Vinken eeten, eD fommigen agten
het Poejer van gedroogde Meefen tegen de
Vallende Ziekte dienftig.
(3) Mees die blaauwagtig i s , met de Wangen, ^ T t t^
Borll en Rug geelagtig, den Onderbuik Pur- nus
J Amerikaan«
perkleur. fche Mees.
L innjEüs twyfelt, of deeze, die in Amerika
gevonden wordt, ook een enkele Verfcheiden-
heid van den grooten Mees z y ; doch B r i s s o n
plaatft hem in ’t Geflagt der Vygen-eeteren.
C a te sb y , van wien de Befchryving afkomftig
is , heeft hem genoemd Vink-Mees o f Kruiper-
Vink. Hy was uit Kanada in ’ t Kabinet van
Reau-
Parus ccerulefcens, Temporibus Pe&ore Dorfoque
flavefcentibus, Hypochondriis purpurafcentibus. Syfl K a t .
X> Parus Fringillago. Catesb. Cox. I- p. 64. T . Ö4.
1 . Dasi. V. Stuk. Pp 2