ÏI,
Afdeel,
XXV,
Hoofdstuk.
Eider-
Wogtk
Gsftalte.
zeer gretig zyn om de Eijeren uit te zuigen o f
de Jongen op te vreeten, zig fomtyds wel een-
halve Myl hooger op in ’t Land begeeven, om
een beter Hol tot hunne Broedplaats te zoeken,
Mifïchien is het om die reden , dat zy hunne
Nellen veelal maaken onder de Geneverboo»
men, gelyk L inn^eüs aanmerkt (*).
In gellalte en grootte zyn zy als een middel-,
foort tufichen de Ganzen en Eenden. Het
Mannetje is op de Rug wit, als ook aan de
Hals en Borlt -, doch op de Buik zwart, gelyk
ook de Ben en Pooten: en de Kop van boven
is glimmend zwart. Aan het Agterhoofd heeft
het een witte dwarsltreep; het bovenlle vap
den Hals is bleek-groen; de Staartpennen zyn
zwartagtig, de buitenlle wederzyds met een
witte tip. Het Wy fje is rosagtig-bruin, met
zwarte dvvarsvlakken gefprenkeld; den Buik en
de Staartpennen bruin; den Kop en ’t bovenlle.
van den Hals met langwerpige zwarte vlakken,,
Ra jus merkt aan, dat, in beiden, de Pluimpjes
, die de zyden van den Bek bekleeden, wederzyds
in een hoek vportloopen tot aan ’t midden
der Neusgaten (onder de Neusgaten); ’t
welk aan deeze Soort by zon der ware en hy ia
geen andere Eenden ooit waargenomen had.
' De Moer (zegt hy) leidt de pas uitgekomen
Jongen naar Z e e , en, met dezelven weg gaande,
kykt zy nooit om naar ’t Land; werwaarda
zy vertrekke is onbekend,
Dee«.
(*) FnHn. Stmc. p. 3ï.
Deeze Vogelen leveren die ongemeen fyne IL
en zagte Pluimen u il, welke onderden naamA™ i
van Eider-Dohs zo beroemd zyn en koltbaar. 1]ooFIj_
Men kan deeze Pluimen van gedoode Vogelen stuk.
plukken, 'gelyk door de Noorfche Boeren dik- Euier-
wils gefchiedt; doch de belten worden ingezameld
van de Nellen, alwaar men het fyne
Dons vindt, dat deeze Vogels z ig , tot een
zagte Legerltee voor de Jongen, uit de Borll
plukken. Deeze laatllen, van H e y , Takjes
en ander vuil gezuiverd, gelden in Noorwegen
wel twee Ryksdaalders het Pond; zo dat het
Strandvolk veel voordeel heeft van het vergaderen
derzelven. De Bedden, Peuluwen en Kus-
fens, daar mede geflopt, zyn by uitllek zagt
en warm: in Vrankryk maakt men ’er Voeten-
Dekens * van, die, om hunne ligtheid en dat ^*C**e-
7.y zig zo uitbreiden, een zeer gemakkelyke
verwarming geeven. Sommigen, egter, willen
dat deeze Pluimen ongezond zyn en de Vallende
Ziekte veroorzaaken zouden, ’t-welk Bar-
Tholinus door de Ondervinding tegenfpreekt.
De Eijeren, zo wel als die van andere Strandvogelen,
worden van de Boeren te Bergen in
menigte te koop gebragt: doch het Vleefch is
Thraahig en llrekt flegts tot Spyze van t Ge-
meene Volk. Egter kan men het redelyk fmaa-
kelyk maaken, mids hetzelve vooraf in Azyn
kookende, eer het wordt gebraden.
( 13 ) Eind