XXIX.
HoÖE'DSTUK.
II.
i)emerfd.
Magellani
fche Gans.
ioo , B e s c h r y v i n g
Neusgaten, en dat hy de Staart klein, kort ehi
rondagtig, niet vorkwyze heeft. De Bek heeft
de langte van zes Duimen en fchynt uit ver-
fcheide Bukken te beBaan : de Neusgaten , op
de Onderkaak, zyn Kegelswyze buisjes, waar
van de punt agterwaards is gekeerd. De enden
der uitgefpreide Wieken komen bykans tien
Voeten van elkander af. De middelBe Vinger
heeft eene langte van omtrent zeven Duimen.
De top des Hoofds is uit den bruinen rosag-
tig , gelyk het geheele L y f van boven,dat met
zwartagtige dwars-Breepen en Vlakken is getekend,
van onderen wit; de Hals en Zyden
met bruin geBreept. De groote Slagpennen
zyn zwart, de kleinBe en de Staartpennen
zwartagtig Loodkleur. De Bek is vuil geelag-
tig; de Pooten zyn Vleefchkleurig.
(2) Diomedes- Vogel met ongevederde Vleugelen
, de Pooten vier■ Vingerig.
Deeze voert den naam van Magellanifché
Gans o f Penguyn, en hy wordt door de Kenmerken
van dit Geflagt onderfcheiden van den
Noordfchen Penguyn , die tot de Pappegaay-
Duikers behoort. De Engelfchen noemen hem
den Penguyn der Hollanderen, om dat hy door
de onzen eerft in de Zuidelyke Landen is ontdekt
(i) tliomedea Alis impentaibus', Pedibus tetrada&y*
lis. Syft. Nat. X. Penguin Fedibus nigris. Èi>w. yAy> 94-
X 94.
d e r D i o m e d e s -V o g e l e n . IOI
dekt en waargenomen. Brisson geeft den naam
van Manchot aan de Vogelen van dit Geflagt,
jn ’t Latyn Spbeniscus ,• ’t welk hy door de vier-
Vingerige Pooten van den Albatrofs onder-
fcheidt. Klein noemt hem, wegens zyne
zwaarlyvigheid , Plautus pinguis; waarfchynlyk
is de naam van Pingoin of; Penguyn ook daar
van afkomflig.
Deeze Vogelen fchynen, gelyk de Noord-
fche Penguyns in tt Noorden, aan de Kuflen
naar den Zuidpool toe te huisveflen. Men heeft-
z e , ’t allereerfl, aan en omtrent de Straat
van Magellaan gevonden , doch thans weet
men, dat zy ook aan ’t Land der Patagonen en
zelfs aan de Kaap der Goede Hope zyn. Den
meeflen tyd huppelen zy in ’t Water en kunnen
in ’t geheel niet vliegen; om dat z y , in
plaats van Wieken, maar kleine Vliezige Vleugeltjes
hebben, onbekwaam tot het opheffen
van.hun logge Lighaam. Deeze Vleugeltjes
hangen hun, wanneer zy op ’t Land loopen,
by ’t L y f neer, en de Pooten Baan hun zo
ver agterwaards, dat zy zig niet in Evenwigt
kunnen houden, zonder regt over end te gaan,
tegen den aart der Vogelen. Dit maakt dat z y ,
wegens de witheid hunnes Buiks, een zeer grap.
pig pofluur maaken en door fommigen vergeleken
worden by Kinderen , die naar School
gaan, met witte Voorfchooten»
Men heeft aan de Straat van Magellaan wel
van deeze Penguyns gevonden, <}ie grootee
I- desé, v, swicv Q 3 $14$
i i
A fdeel.
XXIX.
Hoofdstuk.