4- Ë i g e n s ö h A p p e n d é s .
li. „ Eijereii en Jongen, byna geheel bedekt, zd
A fdeel. jat men naauwlyks een Voet verzetten kan ,
XXIV. zonder ’er op te trappen, en de Vogels
Hoofd- . . . .
sïüK. » zweeven er, in zulk een menigte,om neen,
„ dat z y , gelyk een W o lk , de Lugt, zelfs met
,j heldere Zonnclchyn, verduifteren; maaken-
,, de middelerwyl zulk een Gelchreeuw, dat
„ men de naby flaande naauwlyks kan höoren
„ fpreeken. Indien gy de onderleggende Zee _
„ van deeze Rots , als van een hoogen Tooren
i, o f Reilen Muur, befchouwt, ziet gy dezelve
,, aan alle kanten bedekt met duizenden van
„ zwemmende en hun Aas zoekende Vogelen,
van veelerley Soort, en wederom, het Eiland
„ rond vaarende, vertoont hetzelve z ig , door
j, de veelheid van Vogelen, die in de Kloven
„ en Gaten nettelen, (zynde niet minder,dan
„ de Sterren in eene heldere Nagt,ontelbaar,)
„ even als een groote Byënkorf. ’ t Is onge-
j, looflyk, welk een voordeel uit het verkoopen
„ der Vederen en Eijeren, ja ook van de o-
„ verblyfzels der Netten, welke tot Brandftof
„ dienen, door den Eigenaar jaarlyks getrok-
„ ken worde van die barre Rots. Het Eiland
„ vertoont zig fchemerwit, daar het nogthans
* „ beftaat uit een bruinen ja zwarten Steen,
„ welke met een witte Korft, als van K ry t,
„ is overtoogen; gelyk blykt aan den Voet,
„ alwaar het van de Baaren befpoeld wordt,
„ en daar de Steen zyn natuurlyke bruine kleur
„ heeft. Die Korft is «ongetwyfeld afkomftig
is vao
„ van deweeke Vuiligheid der Vogelen, diezy
„ loozen, en ftrekt( daar na, wederom, als eene
„ Krytagtige ftoffe, tot vorming van den Dop
„ van ’t Ey. Geene dier Vogelen zyn Inboor-
,, lingen van deeze Plaats: zy komen er alleen
,, om te broeden, en vertoeven ’er, als in een
,, Herberg, zo lang tot dat de Jongen in ftaat
„ zyn om met hun weg vte vliegen (*) ” :
aazende middelerwyl, vvaaj'fchynlyk, op Sprot
en jonge Haring.
Miffchien komen deeze -Vogelen van do
Noordfche Kuft, alwaar ’er, gelyk wy gezien
hebben, in zulk een menigte zyn , die Strandvogelen
genoemd worden ( f ) * beftaande meeft
in wilde Ganzen en Eenden, Lommen, Raads-
heeren, Pappegaay-Duikers en Meeuwen, o f andere
Zwem-Vogelen ; hoedanigen er op Ys*
land, aan Groenland, in de Straat Davis, de
Hudfous-Baay en andere Noordelyke Streeken,
ook menigvuldig gevonden worden; die hunne
Neften maaken op ontoeganglyke plaatfen, in
de Kloven van ’t Gebergte of op Klippen , om
die voor ’t Wild Gedierte te beveiligen, zo ’t
fchynt. Iets dergelyks heeft opk in andere
Wereldsdeelen plaats : want, by voorbeeld ,
wordt aan de Kuft van Afrika, niet ver van
Goeree, een Rots gevonden, welke m,en , we-,
gens,
(*) De Generat. minimal. Exerdt. XI.
IJ) Als vooren bladz. f.
}. D *ku Y . Stuk. A ^
XXIV.
Hoofd.
STUK.