LXIII.
Hoofd.
stuk.
x m
Oenanthe.
Wicftaarr.
wordr van Brisson Cul.blanc roux geheten.
Klein hadt ’er den naam van Nigricilla o f
Zwartftaart aan gegeven.
(17 ) Kwikjiaart met eengryze Rug, bet Voor•
hoofd wit, een zwarten band door de Oogen.
De Oenantbes o f Vitiflorce, die om de een of
andere reden hunnen naam van den Wyngaard-
bIoefem hebben, worden in ’ t Engelfch Wbü
te-Tail o f Witftaart geheten, in ’t Fraufch Cul-
blanc o f Wit.Gat, om dat de Staartpennen in
het gedeelte naaft aan ’t L y f wit zyn, voor ’t
overige zwart. De Italiaanen geeven ’er ook
den naam van Culo Manco aan, doch fommige
Engelfchen noemenze Wheat-Ear, anderen Fal-
lowfmner of Horfematcb; de Eranfchen Vitree
o f Moteux.
Dit Vogeltje onthoudt zig in verfcheide dee-
len van Europa, zelfs in Sweeden , op open
Velden en Steenagtige plaatfen, begeevende zig
tegen den Oogft naar de Bouwlanden, alwaar
het dan van Torren en andere Infekten leeft,
wordende zeer vet en fmaakelyk tot Spyze.
Miffchien eet het ook Druiven en Vrugtenj
wan.
(17) Motacilla Dorfo cano , Fronte albi , Oculorum
fafeia nigra. Faun. Suec. 2x7. Oenanthe f. Viriflora.
Jqnst. iXy. 123. T. 45-. f. 13, Will. Orn. 168. T. 41.
f. 4. Raj. iA v. •]<•, a. 1. Alb. ^iy. I, p. -p. ~
B. Moticilla fubtus pallida , Redlricibus introrfiim albis*
Oprto undulato. Faun. Suec. 219. Oenanthes vitiflora:
foemina. Alb, lA f . m , p, J0. t . 54
wanneer het met regt den naam van Kerfen- IL
diefje zou kunnen hebben. Het is grooter dan de
gewoone Mofch: ’t Mannetje verfchilt van het Hoofd-
Wyfje , dat het dien witten band aan ’t hoofd stuk.
niet heeft. Zy komen in de Voorzomer over,
zegt L innjEüs.
t (18) Kwikjiaart die zwartagtig is, met witte
Wenkbrauwen, een witte vlak op de Wieken, Paapje.
de Keel en Borjl geelagtig.
Dit is een andere Soort van Oenanthe, dien
fommige Autheuren Mufcicapa of Vliegenvanger
noemen , doch de Franfchen geeven ’er den
naam aan van le Grand Traquet o f Tarier, de
Duitfchers noemen hem Flugenftaecherle , dat
is Vliegenfteeker en Todten-Vogel, de Ëngel-
fchen noemen hem Whin-Chat, de Italiaanen
Momtanello. Het fchynt ons Paapje te zyn ,
onthoudende zig in Europa en wat kleiner zyn-
de dan ’t voorgaande,
(19) Kwikjiaart die roodagtig is, van onderen
jdfchgraauw, met een donkere muts. I*.
Zwartkap-
(ij3) Motacilla nigricans , Superciliis albis , macul&
Alarura alba , Gula Pe&oreque flavefcente. Faun. Suec.
218. &c 220. T. 1. f- 3-4. Mufcicapa f. Oenanthe tertia.
A ldr- Orn. 73$. R aj. ^Av. "j6. n. 4. Will. Orn.
169. T. 41. f. 5> Curruca major altera. Frisch. ^Ay.
T. 22. f. 2. Rubetra. A lb. ^ A y . I. p. 50. T. 52. Fiee-
dula f Atricapilla alia. Jonst. ^Ay.T. 4J. f- uit. Ficedu.
la 3. Aldrovandi. Edw. ^Ay. 30. T. 30.
(19! Motacilla teftacea , fubtus cinerea, Pileo obfcuro.
Faun. Suec. 229. Atricapilla f. Ficedula. A ldr. Orn. 1.
I. Deel. V. Stuk, O O 2 f j .