LV.
Hoofd .
STUK.
J£'wartel.
V e r f c h e U
d e n h e d e n .
Franfch den naam van Caille zou hebben wegens
de Schub-agtigheid van zyn Pluimagie; doch dit
is onwaarfchynlyk. Hy is omtrent half zo groot
als een Patrys, en derhalve wat grooter dan een
Spreeuw. Zyn langte maakt, van ’t end des
Beks tot aan ’ t uiterfte van de Staart, omtrent
agt, de hoogte, tot aan ’t end der Klaauwen
en Nagelen, ruim negen Duimen uit. De Bek
is iets meer dan een half, deStaart een Duim
lang. De Wieken, uitgefpreid zynde, komen,
met de tippen, veertien Duimen van elkander.
De Kleur van boven is , uit geelagtig , ros,
zwart en grys , gemengeld ; van onderen vuil
geelagtig wit: drie witagtige banden heeft hy
aan den K o p : de Staartpennen zyn zwartagtig’,
met ros overdwars geftreept. Het Mannetje
heeft zwartagtige vlakken, aan de Keel, Borft
en Zyden: het Wyfje is aldaar roodagtiger en
fommigen hebben aan de Keel een langwerpige
bruine Vlak. , In beiden is de Bek Afch-
graauw; de Pooten Vleefchkleur.
Behalve een grooteren Europifchen heeft
Brisson agt Soorten van uitheemfche Kwartels,
waar onder de Javaanfche byna zo groot is als een
Tortelduif ( * ) , daar die van Madagaskar, Mexi-
ko en Loufiana, maar weinig grooter o f even
groot als de onze zyn. Hy fpreekt nog van een
grooteren Mexikaanfchen. Die der Philippyn-
fche Eilanden heeft naauwlyks de grootte van
een
( * ) M i f l c h i e n i s h e t d e e z e , d i e n d e C h i n e e z e n l e v e n d i g
t> y z i g d r a a g e n o i u d e H a n d e n w a r m t e h o u d e n . Oan,lth>i 90,
een Leeurik. Ik zal hier alleen den gekuifden If.
van Mexiko befchryven, wiens Afbeelding van Afoeeu
hem ontleend is. Hoofd-
Deeze is, onder den naam van Indiaanfchen 'stuk.
Kwartel, genaamd Quauthzonecolin, by de Au- K wartel‘
theuren, en zelfs by Tohnston, aangetekend. Gek,'ifcie
In grootte komt hy onzen Kwartel zeer naby. ko.
Op het L y f is hy met rofle , bruine , zwarte f L X£VI1*
en vuil geelagtig witte Vlakken gefprenkeld.
De Kuif en Keel zyn vaal : de Staartpennen
bruin err grys gemengeld. Om kort te gaan,
dit Vogeltje, waar van ’er een in ’t Kabinet
van den Abt A ubry bewaard wordt, heeft een
zeer fraaije mengeling van Kleuren. De Bek
is zeer dik en, gelyk ook de Pooten , bruin.
R a y berigt ons, dat van deeze Vogelen een
groote Verfcheidenheid in Nieuw Spanje-is,
waar onder ■ eene Cencontlatolli, dat is vierhon-
derdtaalige geheeten wordt, wegens de onver-
gelykelyke bevalligheden van zyn Geluid. Men
houdt deeze in Kooijen, om niet alleen ’t Gehoor
, maar ook ’t Gezigt te ftreelen, als een
Wonder der Natuur door zyne Schoonheid: de-
wyl h y , om den Kop , een foort van Zilveren
Krans heeft. Zyn grootte is als een Spreeuw.
De overige ftrekken altemaal tot Voedzel, gelyk
de Europifchen.
De Kwartels zyn een zo lekker Wildbraad, G e b r u i k ,
dat menze voorzet op de grootfte Gaftmaalen.
Z y moeten jong, wel in ’t Vleefch, en vet
zyn. Dit laatfte mankeert hun zelden, als ’t
I . D ESI. V . S t u k , j Q