eenige openingen vrij, die eenigszins aan een giater doen denken (vandaar
de soortnaam Euplectella aspergillum); doch die welke de buis omge-
ven, en deels grooter zijn en verticaal geplaatst, deels fijner en de gro-
vere omslingerende en elkander kruisende, vormen een weefsel dat met
fijn mande- of zelfs kantwerk groote overeenkomst heeft. Het is later
gebleken dat de Euplectella van Owen naar alle waarschijnlijkheid niet
verschilt Tan de Älcyoneella van Quoi en Gaimard.
(,s) Nepenthes rajah en Nepenthes Edwardsiana, en zoo ook de
niet minder fraaie soorten Nepenthes Lowii en Nepenthes villosa, zijn
alien door Low en St. John op den Kina Baloe gevonden, en met kleuren
afgebeeld in het eerste deel Tan het werk Tan laatstgemelden: Life in
the forests of the far East.” Geen Tan deze soorten is Termeld in de
“Flora Tan Ned. Ind.” Tan Miquel; maar zij zijn botanisch bepaald en
beschreTen door Hooker, in '-‘Transactions of the Linnean Society^ of London”
, Vol. XXH, Part. IV , en diens beschrjjTingen zijn ook door St.
John in zijn werk ingelascht. Nepenthes rajah (wij zouden naar onze
transscriptie der Maleische karakters radja behooren te schrijTen) is door
Hooker dus genoemd te r eere Tan Sir James Brooke, den radja Tan
Serawak.
• ( I9) Het geslacht Cassia, waarTan Terschillende soorten het werkzaam
en Teelvuldig gebruikt geneesmiddel opleveren, dat algemeen onder den
„Mm yan s e n n e b l a d e n of s e n e b l a d e n bekend is. Sommige soorten
Tan Cassia’s zijn aanzienlijke boomen, andere heesters en kruiden. In het
algemeen zijn het fraaie planten en Tele soorten worden om haar schoon
gebladerte of om hare prächtige, meestal gele bloemen in onze tninen
gekweekt.
(s,‘) Er wordt hier niet Tan nachtTlinders in het algemeen, maar bepaald
Tan de uilen of noctuae gesproken; de opmerkingen door Wallace
omtrent het Tangen dezer diertjes gemaakt, worden in het algemeen door
de erraring Tan alle entomologen, ook ten onzent, beTCstigd. Het bekende
middel om noctuae te Tangen, bestaande in het smeren op boomen of
muren Tan suiker of stroop, met wät rum of dergelijke gemengd, schijnt
door Wallace niet te zijn aangewend; maar bekend is het dat ook dit
middel niet slaagt bij helder weder en maneschijn, en alleen bij Tochtig
en donker weder goede resultaten opleTert.
ZESDE HOOFDSTUK.
BO R N EO .
D e D a j a k s .
De zeden en gewoonten der inboorlingen van Borneo zijn
met grooter uitvoerigheid en met veel nauwkeuriger kennis
dan ik bezit, beschreven in de geschriften van Sir James Brooke
en van de heeren Low, St. John, Johnson Brooke en veleanderen
C). Ik stel mij niet voor te herhalen wat reeds zoo wèl
door ben gezegd is, maar wensch mij te bepalen tot eene
scbets van het algemeen karakter der Dajaks, op mijne eigen
waarnemingen gegrond, met breedere vermelding van enkele
physische, moreele en maatschappelijke eigenaardigheden, die
nog weinig de aandacht hebben getrokken.
De Dajak is nauw verwant met den Maleier, en heeft eene
meer verwijderde verwantschap met het Siameesche , Chineesche
en andere Mongoolsche rassen. Deze allen kenmerken zieh door
eene roodachtig bruine of geelaehtig bruine huid in verschil-
lende schakeeringen, door gitzwart sluik haar, door een schra-
len baard of het geheele gemis daarvan, door een tamelijk
kleinen en breeden neus en door hooge jukbeenderen; maar
geen der Maleische stammen heeft de schuinsche oogspleet, die