er kwamen die slechts de helft of een vierde van het ver-
schuldigde brachten, dan zei hij op welwillenden toon: “De
naalden die gij van uw dorp hebt gezonden, waren veel meer
in getal dan die van het dorp van dezen of genen, en toch
is uwe schatting minder dan de zijne; keer terug en zie wie
het is die de schatting niet betaald heeft.” En in het volgende
jaar nam de opbrengst van de schatting grootelijks toe; want
zij vreesden dat de Radja hun, die andermaal een deel van
het verschuldigde terughielden, zijn rechtmatigen toorn zou
doen ondervinden. En zoo werd de Radja zeer rijk en ver-
meerderde hij het aantal zijner krijgslieden, en gaf gouden siera-
den aan zijne vrouwen, en kocht fraaie zwarte paarden van de
blanke Holländers, en vierde groote feesten als hem kinderen
werden geboren of zijne zonen en dochters werden uitgehuw-
lijkt, en geen andere Radja of Sultan der Maleische landen
was zoo groot of zoo mächtig als de Radja van Lombok.
De twaalf heilige krissen nu hadden groote kracht. Als zieh
in eenig dorp eene ziekte vertoonen mocht, werd om eene der
krissen gezonden; en somtijds ging de ziekte voorbij, en alsdan
werd de heilige kris onder velerlei eerbewijs teruggebracht,
en kwamen de hoofden van het dorp om den Radja van hare
wonderdadige kracht te verhalen en hem te danken. Maar soms
ook wilde de ziekte niet wijken; en dan was ieder overtuigd
dat er eene vergissing had plaats gehad in het aantal der
naalden die door dat dorp gezonden waren, en dat daarom
de kris hare werking miste. Nogtans werd zij ook dan door
de dorpshoofden, wel met bezwaarde harten, maar toch met
alle eerbewijzen teruggebracht — want was het niet hunne
eigene schuld?
A A N T E E K E N I N G E N .
(') Het betelkauwen i s , gelijk ieder weet, een algemeen gebruik onder
de bevolking van den Indischen Archipel. De betelpruim bestaat uit vier
of vijf bestanddeelen: 1° de bladeren van de sirih- of betelplant (C/tavica
bette) , eene piperacee die overal in de tuintjes der inlanders gekweekt
wordt; 2° de geurige noten van den pinang- of betelpalm (Äreca catecfiu) ;
3» gambierkoekjes, vervaardigd uit het gestolde sap dat door koking ver-
kregen wordt uit de bladeren en takken van de Vncaria gambier, eene
plant die veel looistof bevat, en op Singapore en Bintang op groote schaal,
hier en daar ook op Sumatra en Malakka, maar tot dusverre zeer weinig
op Java gekweekt wordt; 4° tabak en 5° zuivere kalk. Daar de gambier
op Java en andere eilanden duur is, laat het zieh gemakkelijk verklären,
dat dit bestanddeel niet algemeen wordt gebruikt. De tabak wordt niet
altijd met de betelpruim gekauwd, maar dikwijls als toegift genoten.
(2) Ghoel is een Arabisch woord en beteekent eene soort van boosaar-
dige daemonen, die vooral de reizigers in de woestijn belagen en kwellen.
Maar in den Indischen Archipel geloof ik niet dat de ghoels bekend zijn,
ofschoon er anders aan velerlei kwelgeesten, gargasi’s , raksasa’s , ponti-
anaks enz., geen gebrek is.
(3) Eng. “weast-cloth.” Zie noot 9 op het vorige hoofdstuk. Wat ver-
volgens omtrent den hoofddoek gezegd wordt, is eenigszins bevreemdend,
daar de Balineezen, waartoe ook de vorsten en hoofden van Lombok be-
hooren, het hoofd gewoonlijk bloot dragen en het lange haar in een knoop
boven het hoofd samenbinden, terwijl zij op reis een uit bamboe gevlochten
hoed (tjapil) opzetten. Intusschen dragen zij een hoofddoek in den krijg en
misschien ook bij zulke plechtige gelegenheden als de hier beschrevene.