omstreeks 30 jaren vöör mijn bezoek werkzaam was, en, ter-
wijl hij een prächtigen aanblik hood, het omringende land met
dikke lagen asch overdekte (20). De vlakten rondom het meer,
gevormd door de ontbinding en vermenging der vulcanische
stoffen, bezitten eene verbazende vruchtbaarheid, en zouden
met eenige inachtneming der eiseben van den wisselbouw aan-
houdend in cultuur kunnen gehouden worden. Thans wordt er drie
of vier jaren achtereen rijst opgeteeld, waarna zij gedurende een
gelijk tijdvak braak blijven liggen, om vervolgens een nieuwen
oogst van rijst of mais te dragen. Goede rijst draagt er der-
tigvoud, en de koffieboomen dragen er tien tot vijftien jaren
lang overvloedige vruchten, zonder eenige bemesting en bijna
zonder eenige verzorging.
1k werd een dag opgehouden door aanhoudenden regen, en
begaf mij vervolgens naar Pango, dat ik juist bereikte toen
omstreeks 11 ure des voormiddags de dagelijksche regen be-
gon. Nadat men de booge vlakte waarin zieh de kom van bet
meer heeft gevormd, verlaten heeft, voert de weg derwaarts
längs de helling van een fraai, met bosch bekleed ravijn naar
beneden. De daling duurt zoo lang, dat ik de verbevenheid
van het dorp niet hooger schatte dan 1500 voet boven de zee,
en toch bedroeg hier de temperatuur des morgens dikwijls niet
meer dan 69°, en stond dus gelijk met die van het 600 ä 700 voet
hooger gelegene Tondano. Het voorkomen van de plaats, die
door uitgestrekte bosschen en woeste gronden omringd is, be-
haagde mij zeer, en ik vond er een klein huis voor mij in
gereedheid gebracht, dat alleen uit eene verandah en eene
achterkamer bestond. Ofschoon het eigenlijk alleen tot eene
rustplaats of nachtverblijf voor reizigers bestemd was, paste
het voor mij zeer goed. Maar ik was ongelukkig genoeg mijne
beide jagers juist op dit oogenblik te verliezen. Den een had
ik met koorts en diarrhee te Tondano moeten achterlaten, en
de andere werd te Langowan aangetast door eene ontsteking
in de borstkast, en daar zieh zijn toestand niet günstig liet
aanzien, zag ik mij verplicht hem naar Menado terug te zen-
den. De lieden hadden het hier allen zoo druk men den rijst-
oogst, dien het wegens het vroeg invallen van de regens van
belang was spoedig binnen te halen, dat ik niemand kon krij-
gen om voor mij te schieten.
Gedurende de drie weken die ik te Pango doorbracht, regende
het bijna dagelijks, nu eens alleen des namiddags, dan weder gedurende
den geheelen dag; maar meestal hadden wij des morgens
eenige uren zonneschijn, en ik maakte van dozegebruik om de wegen
en paden, de rotsen en ravijnen te onderzoeken, om zoo-
v^el /mogelijk insecten mächtig te worden. Deze waren niet
zeer overvloedig, maar toch zag ik genoeg om mij te over-
tuigen dat het terrein goed was, indien ik slechts daar was
geweest bij het begin, in plaats van bij het einde van den
drogen moeson. De inwoners brachten mij dagelijks eenige
weinige insecten gevangen op de saguweer-palmen, waaronder
vooral Cetonia’s en Lucanieden (31). Twee kleine jongens, die
zeer goed met de blaaspijp wisten om te gaan, brachten mij
een groot aantal kleine vogels, die zij met balletjes van klei
wisten te treffen. Onder deze was een aardige kleine bloem-
pikker van eene nieuwe soort (Prionochilus aureolimbatus), en
eenige van de fraaiste honigzuigers die ik nog had gezien (22).
Over het algemeen echter gedijde mijne verzameling van vogels
bij zonder siecht; want ofschoon ik ten laatste een man
kreeg om voor mij te schieten, bleek hij weinig, geschiktheid
te bezitten en bracht mij zelden meer dan een vogel per dag.
Het beste wat hij schoot was de groote en zeldzame vrucht-
duif, bijzonder eigen aan Noordelijk Celebes, Carpophaga Förstern,
waarnaar ik reeds lang had gezöcht.
In persoon was ik zeer gelukkig ten opzichte eener fraaie
groep van insecten, de Cicindela’s (23), die hier overvloediger
en in grooter verscheidenheid schijnen voor te komen, dan