aanzienlijk gedeelte mijner aanteekeningen gewijd. Eene wederlegging die
de redeneeringen van den schrijver op den voet volgt, was in dezen vorm
niet wel mogelijk; maar ik meen genoeg gedaan te hebben om te zorgen
dat niemand dupe werd van voorstellingen die op gebrekkige kennis bernsten ,
en redeneeringen waaraan misverstand der feiten ten grondslag ligt.
Ik kom thans tot het tweede punt, waarover ik , den aard mijner Studien
in aanmerking genomen, verplicht ben met groote behoedzaamheid te
spreken, indien ik mij niet wagen wil op een terrein waarop ik tot een
oordeel onbevoegd ben. De heer Wallace is in de natuurwetenscbap een
aanhanger der ontwikkelingstheorie; hij is een bewonderaar van de leerstel-
lingen van zijn vriend Charles Darwin, wiens Origin o f species hij in dit
werk meermalen met hoogen lof vermeldt, en wien hij dit reisverhaal heeft
opgedragen, “niet slechts” , zooals hij zieh uitdrukt, “als een teeken van
persoonlijke hoogachting en vriendschap, maar ook om zijne diepe bewon-
dering uit te drukken voor zijn genie en zijne werken” . Zelfs had Wallace,
reeds voor de verschijning van Darwins zoo beroemd geworden boek, in
een paar op zijne reizen geschreven schetsen, in 1855 en 1858 in Engel-
sche tijdschriften geplaatst, en thans herdxukt in het na zijn reisverhaal
door hem uitgegeven werk “Contributions to the theory of natural selec-
tion; a series of essays” (London, 1870), eenige denkbeeiden ontwikkeld,
die met de uitgewerkte theorie van Darwin in alle hoofdpunten overeen-
komen. Wallace en Darwin hebben de orthodoxe voorstelling van den oor-
sprong der soorten van planten en dieren, als ieder op zieh zelve gescha-
pen, in strijd gevonden met hunne waarneming der natuur, en gewezen
op het gedurig ontstaan van verscheidenheden, waaruit in den loop der
tijden en onder begunstiging der omstandigheden nieuwe soorten konden
voortkomen. In het maken van gevolgtrekkingen uit deze leer is Darwin
zeer voorzichtig geweest, inzonderheid wat betreff de toepassing op den
oorsprong van den mensch. Hij heeft nergens geleerd dat alle soorten van
planten en dieren in hun oorsprong tot een enkelen eenvoudigen grondvorm
kunnen worden teruggebracht; hij heeft nergens geleerd dat de ontwikkelingstheorie
de kloof kan aanvullen die den mensch ook van de hoogstont-
wikkelde dieren scheidt. Noch de leer dat alle levensvormen längs einde-
looze ontwikkelingsreeksen uit de protozoen zijn ontsprongen; noch de leer
dat ook de mensch niets anders en niets meer is dan een product der-
zelfde ontwikkeling, eene toevallige verscheidenheid van eenige uitgestorven
of nog voorhanden soort van anthropomorphische apen, is van Darwin
zelven afkomstig; het zijn uiterste consequentißn uit zijne leer, vooral door
Duitsche geleerden getrokken, en die geheel valsch kunnen zijn, zonder dat
daarom de Stellingen van den Engelschen natuuronderzoeker allen grond
van waarheid missen zouden. De groote Engelsche natuurkenner houdt zieh
thans bezig met een nieuw werk, waarin hij ongetwijfeld zijn onderzoek
ook tot deze vragen zal uitstrekken. Inmiddels heeft Wallace in zijne
“Contributions” de leer van Darwin op den mensch, zijne wording en ontwikkeling
toegepast, en de meening uitgesproken en gestaafd, dat de wet
der natuurkeus hare grenzen heeft, en dat wij in den mensch, zoowel in
zijne lichamelijke verschijning, als in zijne verstandelijke en zedelijke hoe-
danigheden, de sporen zien der werking van eene andere, nog onbekende
wet, geheel verheven boven en onafhankelijk van alle wetten waarvan wij
eenige kennis dragen. En ofschoon ook in de zienswijze van Wallace het
dualisme van geest en lichaam verdwijnt, is hij zoo verre verwijderd van
het materialisme, dat hij kracht als het wezen der stof, en alle kracht
als waarschijnlijk wilskracht beschouwt. Het gansche heelal is, naar zijne
voorstelling, niet slechts afhankelijk van, maar is in waarheid de wil van
een hoogeren geest, en de Amerikaansche dichteres, die aldus zong:
God van ’t g ra n ie t en van de roos,
Ziel van den vogel en den w o rm ,
U it U slechts vloeit de stroom van 't Zijn
In eindeloos verscheiden vo rm ;
H e t flik k ert op in gras en b lo em ,
S tö rt a lle leven u it zijn b ro n ,
En s tra a lt a an ’tm a a tlo o s firmament
I n ’t sch ittre n d lic h t van s te r en z o n ;
zij is , zooals hij zieh uitdrukt, de profetes in wier schoone verzen wordt
uitgesproken wat wellicht eenmaal als het hoogste feit der wetenschap
en de grondwaarheid van alle wijsbegeerte zal erkend worden.
Ook in dit werk heeft Wallace wel een aantal feiten bijgebracht en
daaruit een aantal gevolgtrekkingen gemaakt, allen strekkende om de leer
van Darwin te staven, maar nergens aanleiding gegeven tot de meening,
dat de wet der natuurkeus alleen toereikend is om alle verschijnselen des
levens te verklären. Men kan dus, naar het schijnt, een Darwinist zijn,
zonder den adel der menschelijke natuur te loochenen, en het is er zeer