schrijving van Timor in de “Historische beschrijving der Reizen” , D. XVIII,
bl. 410—418, die hoofdzakelijk aan Dampier ontleend is, komt ze mede
voor. De vogel dien, volgens Dampier, het scheepsvolk “the ringing bird”
noemde, heet daar “de herhaler”. Ik heb gemeend dit beter te kunnen uit-
drukken door “de klokkeluider.”
(“) Verg. over de overeenkomst der wijfjes van P. Oenomaus en P. Liris blz.
24 van de Haans “Bijdrage tot de kennis der Papilioniden,” in “Verhandelingen
over de Nat. Gesch. d. Ned. overzeesche bezitt.” , afd. Zoölogie. De “Konings-
mantel” (Vanessa Antiope), door Wallace “Camberwell beauty” genoemd,
waarschijnlijk omdat die vlinder in den omtrek van Camberwell, eene der voor-
steden van Londen, veel voorkomt, vertoont zieh ook, doch zelden, in
sommige van onze landprovincign, zooals Gelderland en Utrecht.
(6) Vgl. boven bl. 10, en noot 13 op bl. 33.
(') Ptilonopus cinctus is eene dnif die, zoo ver men weet, alleen op
Timor voorkomt en door Temminck beschreven is. Plores heeft eene zeer
nauw verwante soort, Ptilonopus albocinctvs, die Wallace ons het eerst
door beschrijving en afbeelding heeft doen kennen in de meermalen aan-
gehaalde verhandeling over de vogels van Timor, Plores en Lombok, in
“Proceedings of the Zoölogical Society of London for 1863,” p. 496.
Vgl. wat over het geslacht is aangeteekend blz. 26 4 , noot 17. Over de
Trichoglossidae of borsteltongige lori’s vgl. noot 18 op blz. 34. Van de
twee in den tekst genoemde soorten komt Euteles op Timor en Plores ,
Ir is alleen op Timor voor. Vgl. Pinsch, “die Papageien monographisch
bearbeitet,” I I , S. 850 en 852.
(8) De beschuldiging van luiheid en onwil om zonder dwang te werken,
die de Europeanen gewoonlijk der bevolking van den Indischen Archipel
naar het hoofd werpen, treft, zoowel bij Portugeesche" als Nederlandsche
schrijvers, niet het minst de Timoreezen. De Portugeesche regeering is van
dien onwil zelfs zoo zeer overtuigd, dat zij in de laatste jaren besloten heeft,
eenigszins op het voorbeeld van hetgeen het Nederlandsch Gouvernement
op Java deed,eene soort van gedwongen koffiecultuur op Timor in te voeren.
Aan de vorsten van onderscheidene rijkjes die het oppergezag van Portugal
erkennen, is bevel gegeven om uitgestrekte terreinen, onder het toezicht
van daartoe door het Bestuur gezonden agenten, met koffieheesters te be-
planten, met verbintenis van het Bestuur om later die koffietuinen te koopen.
Het monopolie van aankoop en uitvoer der dus geteelde koffie wil het Gouvemement
aan zieh houden, als middel om de kosten der vestiging te dekken
en zoo mogelijk een batig 3lot voor het Moederland te verkrijgen. Men
stelt zieh voor het koffieproduct, dat in 1865.—66 in Portugeesch Timor
op 240Ö pikols werd begroot, op deze wijze in weinige jaren tot 30,000
pikols op te voeren. Zie hierover de geschriften van den ex-Gouvemenr
van Portugeesch Timor Affonso de Castro, met name zijn “Résumé historique
de l’établissement Portugais à Timor, des us et coutumes de ses
habitants,” opgenomen in het “Tijdschrift voor Ind. Taal-, Land- en
Volkenk. uitg. d. h. Bat. Gen.,” Deel XI, en vooral zijn grooter werk:
“As Possessöes Portuguezas na Oceania’ (Lissabon, 1867).
Die bewering omirent de noodzakelijkheid van dwang wordt echter. op
Timor, evenals overal elders in den Archipel, door menig feit gelogenstraft.
Söortgelijke bijzonderheden als Wallace hier in den tekst omirent
de vrijwillige teelt van producten in Portugeesch Timor verhaalt, leest men
ook soms in de regeeringsverslagen omtrent het Nederlandsch gedeelte.
Zoo leest men in dat over 1864: “Portugeesch Timor brengt uitmuntende
koffie voort. Op Midden-Timor is daardoor de lust opgewekt om ook koffie '
te planten. Uit eigen beweging plantte de bevolking in de afdeeling Beloe
(Atapoepoe) 30,000 boompjes, behalvt 10,000 in kweekbeddingen. In de
omstreken van Koepang stonden 10,000 boompjes in kweekbeddingen, die
men voomemens was in het gebergte van Amarassi te planten.”
De heer H. de Bruyn zegt in zijne brochure : “Ontwerp van kopermijn-
outginning op Timor” (Leiden, 1869): “Zoowel van het eiland Timor
zelf, als van de dichtbij gelegene eilanden Samauw en Rotti, kan men,
tegen billijk loon, zooveel arbeiders verkrijgen als men verkiest, die alleen
beleid vereischen, om hen tot nuttige en ijverige mijnwerkers op te leiden.”
Deze uitspraak, die ook berust op de ondervinding bij de gedane onder-
zoekingen verkregen, had , waar zulke getuigenissen als de bijgebrachte
bestaan, eene zoo bitse bej egenin g • niet verdiend, als haar van sommige
zijden is ten deel gevallen.
(9) De vindplaats van het koper waarvan Wallace. hier gewaagt, is in
het gebied door de Portugeezen Vémasse genoemd en vroèger bekend onder
den naam van Adé, die thans nog slechts overig schijnt te zijn als naam van
een der op Timor gesproken dialekten. Dit landschap grenst aan het rijkje
Manatoetoe en stond van oudsher daartoe in afhankelijke betrekking , waarom
Valentijn van “Adé-Mantoetoe” spreekt. Ook de Ncd. Oost-Indische Com