nabijgelegcn vasteland. Daarentegen liebben de kleine eilanden
Sardinie en Corsica eenige soorten van zoogdieren eninsecten,
alsook vele planten, die daaraan uitsluitend eigen zijn. Op
Ceylon, dat nauwer met Indie verbonden is dan Gfroot-Brittanje
met het vasteland van Europa, komen allerlei soorten van
planten en dieren voor, geheel van die van Indie onderschei-
den en kenmerkend voor het eiland. Aan de Galapagos-eilan-
den (>4) is bijna ieder daar oorspronkelijk voorkomend levend
wezen ook bijzonder eigen, ofschoon tevens sterk gelijkende
op andere soorten die op de naburige deelen van het Ameri-
kaansche vasteland voorkomen.
De meeste tegenwoordige natuurkenners zijn vän gevoelen
dat deze feiten slechts kunnen verklaard worden door het langer
of korter tijdsverlöop sedert de eilanden van nit de diepte der
zee te voorschijn kwamen of van het naastbijgelegen land werden
gescheiden, en dat tijdsverloop zal over het algemeen
(ofschoon niet altijd) worden aangewezen door de diepte der
tusschenliggende zee. De verbazende dikte over uitgestrekte
area’s van vele door de zee afgezette lagen toont dat de daling
dikwijls (met afwisselende perioden van rust) is voortgezet
over tijdvakken van onberekenbaren dunr. Daarom zal de diepte
der zee, die door deze daling is te weeg gebracht, over het algemeen
eene tijdmaat zijn. Maar op gelijke wijze is ook de
verandering welke de organische vormen ondergaan hebben,
eene tijdmaat. Wanneer wij den gedurigen aanvoer van nieuwe
dieren en planten uit naburige landen door die natuurlijke
middelen van verspreiding, die door Sir Charles Lyell en den
heer Darwin zoo juist zijn verklaard, naar behooren in aan-
merking nemen, is het opmerkelijk hoe nauwkeurig die beide
maatstaven overeenkomen. Engeland wordt van het vasteland
gescheiden door eene zeer ondiepe zee, en slechts in eenige
weinige gevallen hebben onze dieren en planten aangevangen
eenig verschil te toonen met de overeenkomstige soorten van
het vasteland. Corsica en Sardinie, door eene veel diepere zee
van Italie gescheiden, vertoonen in hunne organische vormen
een veel grooter verschil. Cuba, door eene wijdere en diepere
zeestraat van .Yucatan afgezonderd, toont een nog duidelijker
verschil, zoodat de meeste zijner voortbrengselen tot bijzondere
en eigenaardige soorten behooren; terwijl Madagascar, dat van
Afrika gescheiden is door een diep kanaal, ter breedte van
300 (Eng.) mijlen, zieh kenmerkt door een zoo diep ingrijpend
verschil, dat hier scheiding in een zeer verwijderd tijdperk
moet worden aangenomen, ja dat het zelfs twijfelachtig is of
de beide landen wel ooit rechtstreeks verbonden zijn ge-
weest.
Wanneer wij na deze uitweiding tot den Archipel van Insu-
linde terugkeeren, bemerken wij dat het geheel der zeeen die
Java, Sumatra en Borneo van elkander en van het Maleisch
Schiereiland en Siam scheiden, zoo ondiep is, dat daar de
schepen overal kunnen ankeren, naardien de diepte zeer zel-
den veertig vademen te boven gaat. Ook de wateren tusschen
Borneo en de Philippinen en tusschen Java en Bali gaan,
hoewel reeds dieper, de honderd vademen niet te boven. Indien
derhalve deze eilanden van elkander en van het vasteland gescheiden
zijn door daling van het tusschenliggend land, dan
mögen wij uit de geringe diepte door die verzinking bereikt
besluiten, dat de scheiding in een betrekkelijk niet zeer verwijderd
tijdvak heeft plaats gehad. Het verdient ook te worden
opgemerkt, dat de groote keten van werkzame vulcanen op Java
en Sumatra ons eene voldoende verklaring van zoodanige daling
aan de hand doet, daar de verbazende hoeveelheid stoffen die
door die vulcanen is uitgeworpen, de grondslagen onder het
omliggende land heeft weggerukt; en hierin vindet wij tevens
eene aannemelijke verklaring van het dikwijls opgemerkte feit,
dat vulcanen en vulcanische ketens steeds gevonden worden
in de nabijheid der zee. De daling die zij rondom zieh te weeg