dringen van planten der gematigde zone naar dit eiland in
de ijsperiode moet gevormd hebben. En deze tegenwerping zou
inderdaad afdoende zijn, indien er niet zoovele bewijzen be-
stonden dat Java eenmaal met Azie is verbonden geweest, en
dat dit vereenigd zijn juist te buis beboort in bet tijdperk
waarvan hier sprake is. Het treffendste dier bewijzen is, dat
de groote zoogdieren van Java, de rhinoceros, de tijger en
de banting of wilde stier, ook voorkomen in Siam en Birmah;
want dit zijn tocb zeker geen dieren die door den menscb zijn
ingevoerd. De Javascbe pauw en onderscheidene andere vogels
zijn evenzeer aan beide landen gemeen, maar in de meeste
gevallen zijn de soorten versckillend, ofschoon nauw verwant,
hetgeen aantoont dat een aanmerkelijke tijd (voor die wijziging
gevorderd) verloopen is sedert eene scheiding, die zoo groote
verandering beeft te weeg gebracht. En dat komt nu juist
overeen met de berekening die wij op het voorkomen van
planten der gematigde luchtstreek op Java zouden moeten
bouwen. Want ook deze zijn nu bijna allen bijzondere soorten,
d. i. soorten in gelijke mate gewijzigd door tijdsverloop en ver-
anderde omstandigbeden van bestaan, of soorten die op Java in
wezen bleven, terwijl zij op bet vasteland van Indie uitstierven.
Yoor het eigenlijk doel dat fk najaagde, leverde de berg
mij zeer weinig op, wat zieh uit mijn te kort verblijf en bet
boogst ongunstige weder laal verklären. Op eene hoogte van
7000 tot 8000 voet werd ik een exemplaar mächtig van de
bekoorlijke Ptinolopus roseicollis, eene kleine vruchtduif, wier
kop en hals met een heerlijk rozerood prijken, dat met het
overigens groen gevederte een fraai contrast vormt. Op den
top van den berg vond ik een vaalkleurigen lijster, Turdus
fumidus, die op den grond zijn maaltijd hield onder de daar
geplante aardbezien. Deze vogel heeft in gedaante en manieren
veel overeenkomst met een spreeuw. Insecten ontbraken schier
geheel, waarschijnlijk ten gevolge van de overgroote voebtigheid,
en op dezen gebeelen uitstap ving ik geen enkelen vlin-
der. Echter ben ik overtuigd dat gedurende het droge saisoen
eene week op dezen berg doorgebracht de moeite van den
verzamelaar in ieder vak van natuurlijke bistorie wel zou
beloonen.
Na mijne terugkomst te Toegoe (3S) trachtte ik eene andere
localiteit te vinden om verzamelingen te maken; ik beproefde
het in een koffietuin eenige palen noordwaarts en op verschil-
lende pleisterplaatsen hooger en lager aan den berg gelegen,
maar nergens gelukte het mij insecten in eenigszins belangrijke
hoeveelheid te vangen, of wederom zoovele vogels te vinden
als bij mijn verblijf nabij den top van den Magamendong. Het
weder werd nu regenachtiger dan ooit, en daar het nattejaar-
getijde nu voor goed sebeen te zijn doorgekomen, keerde ik
naar Batavia terug, maakte het verzamelde ter verzending ge-
reed, en vertrok den l sten November met de stoomboot naar
Bangka en Sumatra.-
A A H T B E K M I i a E U .
(') Onder den titel “Java, or how to manage a colony” verscheen in
1861 te Londen een werk in twee deelen, geschreven door een Engelsch
rechtsgeleerde, den heer Money, die, na vier jaren in Calcutta te hebben
doorgebracht, in 1858 een bezoek bracht aan Java, omdat de gezondheid
zijner echtgenoote eene verandering van luchtstreek vereischte. De schrijver
had te Calcutta geene eenigszins nauwkeurige berichten omtrent Java
knnnen erlangen. Wat men er van wist bepaalde zieh tot eene flauwe her-
innering van het werk van Baffles, maar men was er algemeen tegen de
Nederlanders ingenomen, en geloofde — het zijn Money’s eigene woorden —
“dat het Gouvernement zieh onder bedreiging van strenge straf alles liet
opbrengen wat het eiland meer voortbracht dan voor het onderhoud der