zieh zelf Staat en niet minder merkwaardige verschijnselen aan-
biedt dan ten aanzien der vogels.
Yele groepen van insecten schijnen bijzonder onderhevig te
zijn aan plaatselijke invloeden, daar zij bij iedere wijziging
van levensvoorwaarden, ja soms, terwijl deze bijna dezelfde
schijnen te blijven, bij enkele plaats wisseling, hare vormen
en kleuren veränderen. Wij zouden daarom verwachten de
eigenaardigheid die zieh openbaart in de hoogere dieren, nog
sterker te zien nitkomen in deze schepselen, met minder
standvastige Organen toegerust. Aan den anderen kant echter
moeten wij niet uit het oog verliezen, dat de verspreiding en
verbuizing van insecten veel gemakkelijker dan die van zoog-
dieren of zelfs van vogels plaats heeft. Zij kunnen veel
lichter door hevige winden worden voortgedreven; hunne
eieren kunnen met de bladeren waaraan zij kleven, hetzij door
stormen of winden, hetzij door drijvende boomen worden mede-
gevoerd, en hunne larven of poppen; dikwijls verborgen in
boomstammen of omwikkeld door ondoordringbare spinseis,
kunnen soms dagen of weken lang onbeschadigd op den oce-
aan drijven. Deze voor de verspreiding zoo günstige omstan-
digheden bevorderen de gelijkheid der voortbrengselen van
naburige landen door twee middelen: vooreerst door recht-
streeksche onderlinge ruiling van soorten; ten andere
door de herhaalde immigratie van nieuwe individu’s eener
soort die het eene land met het andere gemeen heeft, en die,
daar deze nieuwe individu’s zieh met de voorbandene kruisen,
het opkomen belet van die vorm- en kleurveranderingen, die
anders door het verschil van levensvoorwaarden zouden te weeg
gebracht worden. Wanneer wij nu deze feiten in het oog hou-
den, zullen wij bevinden dat de eigenaardigheid der insecten
van Celebes nog grooter is dan wij gerechtigd zouden zijn te
verwachten.
Ten einde de vergelijking met andere eilanden zoo zeker
en nauwkeurig mogelijk te maken, zal ik mij bepalen tot die
groepen die het best bekend zijn, of die ik zelf het zorgvul-
digst heb bestudeerd. Ik begin met de Papilionieden of ridder-
kapellen, waarvan Celebes 24 soorten bezit, terwijl van deze
niet minder dan 18 op geen ander eiland voorkomen. Verge-
lijken wij dit met betgeen op Borneo plaats heeft, waar onder
29 soorten slechts twee voorkomen die niet elders gevonden
worden, dan is het verschil zoo treffend als het maar zijn
kan. In de familie; der Pierieden of witjes is het verschil niet
volkomen zötr groot, misschien ten gevolge der meer zwer-
vende levenswijze van deze groep, maar het blijft toch nog
altijd zeer opmerkelijk. Van 30 soorten die Celebes bewonen,
zijn 19 alleen aan dat eiland eigen, terwijl Java (waarvan men
meer soorten kent dan van Sumatra en Borneo) onder 37 soorten
er slechts 13 heeft die in hetzelfde geval verkeeren. Van
de Danaieden — groote, maar traag-vliegende kapellen, die
■in de bosschen en tuinen zwerven, en eenvoudig maar toch dikwijls
zeer levendig gekleurd zijn, — bevat mij ne eigen verza-
meling 16 soorten van Celebes en 15 van Borneo; maar terwijl
niet minder dan 14 soorten tot het eerstgenoemde eiland
beperkt zijn, zijn er slechts twee bijzonder eigen aan het
laatste. De Nymphalieden vormen een zeer uitgebreide groep
van kapellen die zieh over het algemeen door een krachtige
vlucht en schitterenden kleurendos onderscheiden; zij teilen
in de keerkringslanden een groot aantal soorten, maar worden
ook in Europa vertegenwoordigd door de parelmoerkapellen
(Argynnis), de Vanessa’s, de Apatura’s enz. De samenstelling
eener lijst van de mij bekende Oostersche soorten dezer groep,
daarin begrepen al de nieuwe soorten door mijzelven ontdekt,
heeft mij tot de volgende vergelijkende uitkomst gebracht.
Java heeft 70 soorten van Nymphalieden, waaronder 23, d.i.
33 pCt., tot dat eiland beperkt zijn. Van de 52 soorten van
Borneo is dit met 15, d. i. 29 pCt., het geval, terwijl Celebes