AiHTEEKEHIHGEH.
(') Omtrent de vulcanen en vulcanische verschijnselen van Timor zijn
wij zeer gebrekkig onderricht. Zelfs de’ jongste “Bijdrage tot de geologische
kennis van Timor” door den Heer C. P. A. Schneider, in Deel XXV van
h e t“Natuurk. Tijdschr. v. Ned. Indie” , geeft daarover niets. Wat Wallace
hier (vgl. boven, bl. 8) over de Piek van Timor mededeelt, is mij van
elders onbekend en ik kan de bron van zijn bericht niet nagaan. In 1856
had op Timor eene nitbarsting plaats van een vulcaan, in de berichten
daaromtrent Hoen-bano genoemd, maar waarvan d,e ligging niet nauw-
keurig wordt aangednid. Zie boven biz. 30, noot 8 , waar ik reeds ver-
moedde dat deze dezelfde is als de door Wallace bedoelde Piek van Timor.
Die vulcaan zou dan na ruim tweehonderd jaren rust zieh op nieuw werk-
zaam hebben betoond. Junghuhn (“Java” , I I , bl. 1266) en anderen spreken
volgens oude berichten van een uitgedoofden vulcaan in het noordoostelijk
deel des eilands, maar in zeer onbepaalde en twijfelachtige bewoordingen.
PijnappeT, “Geogr. van Ned. Ind.,” 2> druk, bl. 155, zegt, van het
gebergte van Timor sprekende: “Vulcanen komen daarin zeer spaarzaam
voor, en wanneer de berichten'juist zijn, heeft men eerst voor weinige
jaren de zekerheid gekregen van het bestaan van een vulcaan in het Ne-
derlandsch gedeelte des eilands, terwijl men die voorheen slechts in het
noordelijke, het Portugeesche gedeelte, vermoedde.”
(3) Zie over de Apocyneeen biz. 288, noot 17 , .over de Euphorbiaceeen
biz. 286, noot 4. D'e palm hier bedoeld is de Lontar-palm, over wiens ver-
spreiding men biz. 288, noot 18, raadplege. Atap is in Indiä de gewone naam
voor dekriet of al wat er de plaats van inneemt. Wallace gebruikt het
woord “thatch;” doch vgl. noot 3 op biz. 311.
(3) Over de vogels van Timor kan men de reeds vroeger aangehaalde
verhandeling “ on the birds of Timor, Flores and Lombock” raadplegen,
door Wallace geplaatst in “Proceedings of the Zoological Society of London
for 1863.” Wat de hier met name vermelde vogels betreff, merk ik op,
dat Platycercus vulneratns, in de “Proceedings” Aprosmictus vulneratns
genoemd, onder eerstgenoemden naam beschreven wordt door Finsch, “ die
Papageien monographisch bearbeitet,” I I , S. 266, en dat ook die schrijver
van zijne zeer sterke overeenkomst met Platycercus erythropterus van
AustraliS gewaagt; voorts dat de hier bedoelde papegaai van het geslacht
Geoffroyus in de “Proeeedings”, t. a. p ., Geoffroyvs Jukesii heet en
door Finseh, II, S. 375, onder den naam van Pionias personatus beschreven
wordt; dat over Tropid»■hynchus Timoriensis noot 7 op bl. 286 kan
vergeleken worden; dat Sphecotheres viridis (Wallace schrijft Spaecothera)
volgens van der Hoeven ,_“Handboek der Dierkunde” , I I , bl. 744, eene
soort van AustraliS is, waaraan op Timor de soort beantwoordt door Sal.
Müller Sphecotheres minor genoemd; en dat Cyornis (Cynornis) hyacin-
thina tot de Muscicapinae (vliegenvangers) behoort.
(') De bekende Engelsche zeevaarder William Dampier volbracht zijne
eerste reis om de wereld in 1691 en gaf kort daama, onder den titel “New
voyage round the world” , een verhaal daarvan in het licht. Later, in 1699,
deed hij eene ontdekkingsreis naar Nieuw-Holland en Nieuw-Guinea, en in
1708 en 1711 verzelde hij als stuurman Woodes Eogers op eene nieuwe
reis rondom den aardbol, die door Eogers zelven beschreven werd. Van
Dampiers leven en verrichtingen na 1711 is niets bekend. Van de beide
reizen door Dampier zelven beschreven is de beste Engelsche uitgave die van
1729, Londen, 4 Deelen in 4 \ Er bestaat van die reizen eene Nederlandsche
vertaling door Sewel, indrie deelen, ’s Hage, 1704, herdrukt te Nijmegen
in 17 71, in twee deelen, doch in deze vertaling heeft het werk door bekortingen
veel van zijne waarde verloren. Beter is de Fransche vertaling die in 1701
te Amsterdam verscheen, en vooral de herdruk daarvan, ald., 1705 ,
vijf deelen in 12°. Een uittreksel vindt men in de “Historische besehrijving
der reizen,” D. XVHI eh XIX. Van de reis door Eogers beschreven bestaat
mede eene Nederlandsche vertaling, gedrukt te Amsterdam, 1715, 4°.
Dampiers berichten zijn zeer nauwkeurig en bezitten vooral ook voor de
kennis der natuurlijke voortbrengselen van de landen die hij bezocht, groote
waarde.
In zijne eerste reis maakt Dampier slechts in het voorbijgaan van Timor
gewag, maar in de reis van 1699 heeft hij dit eiland op versehillende
punten aangedaan en in bijzonderheden beschreven, zonder evenwel te ge-
wagen van de vulcanen. Ook de plaats in den tekst aangehaald, maar die men
in Sewels vertaling te vergeefs zoekt, is uit dat reisverhaal genomen. In de be~