woning van bamboe, mij met groote welwillendheid door den
heer Mesman aangeboden, en die, een paar palen buiten de
stad, op eene kleine koffieplantage en boerderij en omstreeks
een paal verder dan de villa van den heer Mesman zelven
gelegen was. Zij bestond uit twee kamers, die omstreeks
zeven voet boven den grond verheven waren; het gedeelte
daaronder was ten deele open (en uitstekend gescbikt voor
het praepareeren van vogelhuiden), en diende ten deele voor
rijstschuur. Behalve de keuken waren er nog andere bijge-
bouwen, en onderscheidene hntten in de nabijheid werden be-
woond door werkvolk in dienst van den heer Mesman.
Nadat ik in mijne nieuwe woning eenige dagen vertoefd had,
bleek het mij dat hier aan het maken van verzamelingen niet
te denken viel, zoo ik mij niet veel dieper in het binnenland
begaf. De rijstvelden geleken, mijlen ver in den omtrek, op
onze afgemaaide velden in den laten herfst, en waren even
arm in sporen van het leven van vogels of insecten. Onderscheidene
inlandsche dorpen lagen in het rond verspreid, zoo
zeer door vruchtboomen omhuld, dat zij op een afstand het
voorkomen hadden van boschjes. Dit waren de eenige plekken
waar iets te vangen viel, maar zij bevatten slechts een zeer
beperkt aantal soorten, zoodat weldra niets nieuws meer te
krijgen was. Maar alvorens ik naar een meer belovend district
verbuisde, was het noodig verlof te erlangen van den Radja
van Goa, wiens grondgebied zieh tot minder dan twee palen
van de stad Makasser uitstrekt (3). Ik begaf mij dus naar
het bnreau van den Gouverneur en verzocht hem om een brief
aan den Radja, waarbij zijne bescherming voor mij werd in-
geroepen en vergunning voor mij gevraagd om, zoo vaak ik
dit mocht wenschen, op zijn grondgebied te reizen. Dit ver-
zoek werd onmiddellijk toegestaan, en ik kreeg tot gezel-
schap een bode met de overbrenging van den brief belast.
Mijn vriend de heer Mesman was zoo goed mij een paard
te leenen en mij zelfs op mijn bezoek bij den Radja te ver
gezellen, met wien hij zeer bevriend was. Wij vonden Zijne
Majesteit buitenshuis gezeten, bezig met de oprichting eener
nieuwe woning gade te slaan. Zijn bovenlijf was van de mid-
del af naakt en hij droeg alleen de gewone korte broek en
de sarong. Twee stoelen werden voor ons gehaald, maar al
de hoofden en andere inboorlingen waren op den grond gezeten.
De bode, aan de voeten van den Radja nederhurkende,
haalde den brief voor den dag, die in een omkleedsel van
gele zijde was genaaid. Dit pakje werd aan een der voor-
naamste ambtenaren ter hand gesteld, die het opentornde en
daarop den brief aan den Radja toereikte. Deze las den brief
en toonde dien aan den heer Mesman, die de Makassaarsche taal
vloeiend leest en spreekt, en nu ook den vorst omtrent het-
geen ik verlangde volledige opheldering gaf. Het verlof om
mij in het rijk van Goa te begeven waarheen ik wilde, werd
dadelijk toegestaan, maar de Radja verlangde dat, wanneer
ik mij eenigen tijd op eene plaats dacht op te houden, ik
hem daarvan vooraf kennis zou geven, opdat hij iemand zou
kunnen zenden om toe te zien dat mij geen leed geschiedde.
Yervolgens werd ons wijn aangeboden, en daarna verfoeilijke
koffie en walgelijke zoetigheden. Zonderling, dat men nooit
goede koffie drinkt waar zij door de bevolking zelve geteeld
wordt!
Ofschoon het nu in het hart van het droge seizoen was,
en er den ganschen dag een frissche wind woei, bleek echter
het jaargetijde geenszins gezond te zijn. Mijn jongen, Ali, was
nauwelijks een dag aan wal geweest of hij werd door de koorts
aangegrepen, wat mij in hooge mate lastig was, daar ik in
het huis waarin ik mij ophield, niets kon krijgen dan op de
uren van den maaltijd. Nadat ik Ali genezen en met veel
moeite een tweeden bediende gekregen had om voor mij te
koken, was ik niet zoodra in mijne buiten woning gevestigd, of