schetst werden, op zieh zelve niet onwaarschijnlijk zijn. Het
bestaan van uitgestrekte steenkoolbeddingen op Borneo en
Sumatra (20), van zoo jongen oorsprong dat de onvolkomen
verkoolde bladeren die daarin in grooten overvloed worden
aangetroffen, nauwelijks kunnen onderscheiden worden van die
der bosschen waarmede thans deze eilanden bedekt zijn, be-
wijst dat zulke veranderingen van bodemhoogte werkelijk heb-
ben plaats gegrepen; en zoowel voor den geoloog als voor den
wijsgeerigen beoefenaar der natuurlijke historie is, het eene
zaak van het hoogste gewicht, zieh eenige voorstellingtekunnen
vormen van de orde waarin die veranderingen hebben
plaats gehad, en na te gaan hoe de tegenwoordige versprei-
ding van dierlijk leven in deze gewesten daarin hären grond
heeft; — eene verspreiding die dikwijls zulke vreemde en
tegenstrijdige verschijnselen aanbiedt, dat, zoo wij zoodanige
veranderingen niet in aanmerking nemen, zelfs de verbeelding
te kort schiet om zieh een middel uit te denken waardoor zij
konden zijn te weeg gebracht.
A A N T E E K E H I U a E E
(') Men zal zieh misschien over deze uitspraak verwonderen , na alles
wat door Bumphius, Badermacher, Noronha, Horsfleld, Beinwardt, Blume ,
Spanoghe, Korthals, Zollinger, Hasskarl, Junghuhn, de Yriese, Miquel,
Jack, Brown, Hees von Esenbeck, Dozy, Molkenboer, Göppert, Lesche-
nault de la Tour, Decaisne, Leveillb, Teysmann, Binnendijk en zoovele
anderen voor de kennis der plantenwereld van Insulinde gedaan is , en
vooral nadat de resultaten van die tallooze onderzoekingen, met uitzonde-
ring van die betreffende de kryptogamen. in Miquels “Flora van Nederlandsch
IndiS” zijn samengevat. Nogtans zegt Miquel zelf in de voorrede
van zijn derde deel, dat het veld dezer Flora, hetwelk zieh over ontelbare
grootere en kleinere eilanden uitstrekt, op verre na nog niet genoegzaam
onderzocht i s , om nu reeds een nauwkeurige lijst zijner planten te kunnen
leveren; dat zelfs sommige deelen van Java en Sumatra, alsmede Am-
boina en Timor, ofschoon de planten dezer eilanden het best bekend
zijn, nog een ruimen oogst voor latere nasporing beloven; en dat eene
verbazende menigte kleinere eilanden voor het botanisch onderzoek tot
dusverre nog geheel gesloten' zijn gebleven. Intusschen is het toch wat
onbillijk, dat Wallace over zoovele nasporingen door Nederlanders of op
last der Nederlandsche regeering gedaan, geheel zwijgt, en zelfs door, zon-
der eenige opheldering, van de nog gebrekkige bekendheid der Flora van
Ned. Indie te gewagen, stilzwijgend een soort van blaam op ons werpt.
(z) Over Dr. Hooker zie blz. 144, noot 4. Men verwarre hem niet met
zijn vader, Sir William Jackson Hoöker, een niet minder uitstekend bo-
tanicus, directeur van Kew-Gardens, en uitgever van het “Journal of
Botany and Kew-Gardens Miscellany,” welk tijdschrift, dat dikwijls mede-
deelingen van reizende botanici bevat, ik hier nog met een woord vermeld,
omdat daarin onder andere zijn opgenomen de brieven van James Motley
over zijne reizen in den Indischen Archipel, hierboven op blz. 193 aan-
gehaald. (Zie vol. Y n , nos 73, 77, 81.)
(3) De Nilghiri of Neiígherry Hills liggen in het Zuiden van Hindostán,
tusschen Seringapatam en Coimbatoor (presidentschap Madras); het
Khasia- of Khossya-gebergte strekt zieh hit in Assam, ten Zuiden van de
Bramapoetra, en rijst het hoogst in den Chülong, van welks 6660 voet
hooge kruin men een prächtig gezicht geniet over de vallei van Assam
en de uitgestrekte vlakten van de Bramapoetra en Ganges, ten N. door
de hesneeuwde toppen van den Himalaja in Bhotan, ten Zuiden door de
heuvels van Tipperah begrensd.
- (4) D. i. pssudo-parasietische. Epiphyten zijn planten die op andere planten
groeien, maar niet te'hären'koste. Wallace zegt niet van welke soort
de hier afgébeelde Grammalophyllnm. is. Miquel, Flora, H I , p. 708, beschrift
twee soorten, speciosum van de Groote Soenda-eilanden, en scriptum
van Bali en de Molukken. Anderen noemen nog Grammatophyllum
multißorum van Manilla. Eene vierde soort, Grammatophyllum E llid i,
die op Madagascar gevonden i s , en dus niet. tot de Maleische Flora be-
17*