stampen en zuiveren van rijst voor dagelijksch gebruik, voor
het halen van brandhout en water, en voor het schoon maken,
verwen, spinnen en tot saronAgs weven van het inlandsch
katoen. Het weven gesckiedt op een handweefgetouw van den
allereenvoudigsten vorm, dat op den vloer wordt uitgestrekt,
en is een uiterst langwijlig en vervelend werk. Om de geruite
patronen te maken die hier het meest in zwang zijn, moeten
de gekleurde kettingdraden vakje voor vakje met de hand
worden uiteengehouden, ten einde er den schietspoel tusschen-
door te steken; bij eene stof die anderhalve el breed is, be-
draagt op deze wijze de vordering per dag ongeveer een duim.
De mannen telen een weinig sirih (het bijtend peperachtige
blad dat gewoonlijk met de betelnoot gekauwd wordt (•')) en
eenige groenten, en ploegen eens in het jaar een klein stuk
grond op ruwe wijze met hunne buffels, waarna zij het met
rijst beplanten, die dan tot aan den tijd van den oogst siechts
zeer geringe zorg vereischt. Nu en dan hebben zij eenige her-
stellingen te verrichten aan hunne woningen en maken zij
matten, manden of ander huisraad; maar het grootste gedeelte
van hun tijd wordt in ledigheid doorgebracht.
Niemand in het dorp kon meer dan enkele woorden Ma-
leisch spreken, en niet ¿en onder de bevolking scheen ooit
met Europeanen verkeerd te hebben. Een onaangenaam gevolg
hiervan was, dat ik schrik verwekte zoowel bij menschen als
dieren. Overal waar ik heen ging, blaften de honden, schreeuw-
den de kinderen, liepen de vrouwen voor mij weg, en staar-
den de mannen mij aan als wäre ik een afschuwelijke men-
scheneter. Zelfs de pakpaarden op wegen en paden sprongen
ter zijde waar ik mij zien liet, en verscholen zieh in het struik-
gewas, en wat die akelige, leelijke beesten de buflels betreft,
nooit durfde ik deze naderen, niet uit vrees voor mij ne eigene
veiligheid, maar voor die van anderen. Als zij mij bespeurden
rekten zij eerst hunne halzen uit om mij aan te Staren, en
wanneer ik nader kwam, rukten zij zieh los van halster of
touw en renden hals over kop voort, alsof hun een demon
achterna zat, zonder zieh aan iets te stören dat zieh in hunnen
weg bevond. Zoo dikwijls ik buflels ontmoette die lasten over
den weg droegen of huiswaarts naar het dorp werden gedre-
ven, moest ik ter zijde in het kreupelhout springen en mij
verbergen tot zij voorbij waren, ten einde ongevallen te ver-
mijden, die den weerzin waarmede de bevolking mij beschouwde,
nog zouden vermeerderd hebben. Dagelijks omstreeks den mid-
dag werden de buflels naar het dorp gebracht en in de schaduw
rondom de huizen aangebonden, en dan was ik genoodzaakt
als een dief längs achterwegen voort te sluipen, want had ik
mij te midderi van hen gewaagd, dan zou niemand in Staat
geweest zijo^je zeggen, hoeveel kwaad zij aan de kinderen
en de woningen zouden berokkend hebben. Kwam ik plotseling bij
een bron waar de vrouwen bezig waren water te scheppen of
hare kinderen te baden, dan was eene overhaaste vlucht het
zekere gevolg. En daar nu al deze zaken dagelijks terugkeer-
den, waren zij natuurlijk zeer onaangenaam voor iemand die,
als ik, ongaarne aan anderen weerzin inboezemt en er niet aan
gewoon is om als een boeman te worden beschouwd.
Bevindende dat mijne gezondheid niet beter werd, en dat
vogels, insecten en schelpen allen even schaarsch waren, be-
sloot ik omstreeks het midden van November naar Mamadjam
terug te keeren, en het verzamelde in te pakken eer de zware
regens doorkwamen. De wind had reeds aangevangen uit het
Westen te blazen, en vele teekenen toonden aan, dat het
regenseizoen wellicht vroeger dan gewoonlijk zou beginnen.
In dien tijd nu wordt alles erg vochtig en is het bijnaonmo-
gelijk natuurvoorwerpen voor verzamelingen behoorlijk te dro-
gen. Mijn welwillende vriend de heer Mesman leende mij op
nieuw zijne pakpaarden, en met behulp van eenige manschap
pen om mijne vogels en insecten te dragen, die ik niet aan