wel als van Bali zijn rijst en koffie; de eerste wordt in de
vlakte geteeld, de andere in het geborgte. De rijst wordt op
groote schaal uitgevoerd naar andere eilanden van den Archipel
, naar Singapore en zelfs naar China, en doorgaans
zijn er 6en of meer schepen in de haven die eene lading daar-
van innemen. Zij wordt naar Ampanan gevoerd op pakpaarden,
en zelden ging een dag voorbij dat niet een koppel van die
lastdieren op de plaats van den heer Carter stil kield. Het
eenige geld dat de inboorlingen voor hnnne rijst willen aan-
nemen, is Chineesche kopermunt, waarvan 1200 stuks op een
dollar - gaan. Elken morgen moesten twee groote zakken van
dat geld worden nitgeteld tot bedragen gemakkelijk voor
hetaling. Uit Bali worden ook groote hoeveelkeden gedroogd
rundvleesch en ossentongen uitgevoerd, en uit Lombok een
groot aantal eenden en bitten. De eenden zijn van een bijzon-
der ra s ; zij hebben zeer lange platte lichamen en loopen
recbtstandig, bijna als pinguins. Zij zijn gemeenlijk van eene
bleek-roodaehtige aschkleur, en worden gehouden in ontzag-
lijke kudden. Zij zijn goedkoop en worden veel gegeten door
de bemanning der rijstsehepen, die ze “Balineesche Soldaten?
noemen; elders zijn ze meer bekend onder den naam van
pinguin-eenden ( ,2).
Mijn Portugeescbe vogelbereider Fernandez begeerde nu zijne
verbintenis met mij te breken en naar Singapore terug te
keeren ; deels, zeker, uit verlangen naar huis, maar vooral
tocb, zoo het mij toescbeen , omdat hij meende dat onder zulke
bloeddorstige en onbescbaafde volken zijn leven aan een zij den
draad hing. Het was voor mij een groot verlies, daar ik hem
het driedubbele van het gewone loon vooruit had betaald voor
drie maanden, van welken tijd de helft door de reis was
weggenomen, en het overige doorgebracht op plaatsen ‘ waar
ik hem best had kunnen missen, omdat er zoo weinig insec-
ten te vangen vielen, dat ik ifiijn eigen tijd aan het schieten
en praepareeren mijner vogels wijden kon. Kort na het ver-
trek van Fernandez,' kwam een kleine schoener ter reede,
die naar Makasser bestemd was, en waarmede ik Lombok
verliet. Als een gepast besluit mijner schets van dat belang-
rijk eiland zal ik hier eene anecdote verhalen, die ik vernam
van den tegenwoordigen Radja, en die, al is ze misschien
een weinig opgekleurd, als bijdrage tot de kennis van den aard
der inboorlingen niet van belang is ontbloot, en mij gelegenheid
zal' geven om nog eenige bijzonderheden omtrent de zeden en
gewoonten des lands mede te deelen waarvan ik nog niet heb
gewaagd.
A A N T E E K E N I l T G I l l t .
(’) De Keeling-eilanden, dus genoemd naar den Engelschen zeekapitein
Keeling, die als hun ontdekker beschouwd wordt, maar bij ons meer bekend
onder den naam van Kokos-eilanden, wegens de vele kokosnoten die
zij opleveren, zijn eene groep van ruim 30 kleine koraal-eilanden, op een
afstand van een paar honderd uren zuid-westwaarts van Java gelegen. Die
eilanden waren onbewoond toen zieh in 1823 de bekende Alexander Hare
met eenige inländsche huisgezinnen daarop nederzette. Een andere Engelseh-
man, de zeekapitein J. Boss, vestigde zicb in 1827 op Schot-eiland, en
nadat Hare de Kokos-eilanden verlaten bad, verplaatste hij zijne kolonie
naar Poelo Tikoes of Directie-eiland. De vestiging zelve draagt den naam
van Nieuw-Selma. Eoss trachtte in het belang van den aanzienlijken handel
dien hij op Batavia dreef, meermalen als Nederlandsch onderdaan erkend
te worden, maar het Indische Gouvernement, ongeneigd voor deze eilanden
eenige onkosten te maken, deinsde daarvoor terug, niettegenstaande het in
1829, door tusschenkomst van den heer A. van der Jag t, zijne aanspraken
op die eilanden, als van ouds Nederlandsch grondgebied , op nieuw had doen